m. (-s), zoetwatervis uit de familie van de karperachtigen.
De bittervoorn (Rhodeus sericeus amarus) is een soort die in Nederland en België vrij veel voorkomt in stilstaand of zwak stromend zoetwater. Het woongebied strekt zich uit van westelijk Frankrijk, noordelijk van de Alpen, tot bij de Zwarte en Kaspische Zee, noordwaarts tot nabij Leningrad; de nauw verwante Amoer-bittervoorn bewoont Azië tot noordelijk China. Andere verwante soorten komen behalve in Azië ook voor in Afrika en NoordAmerika. De Europese bittervoorn bereikt een lengte van 9 cm, en heeft een vrij hoge, zijdelings afgeplatte, voornachtige lichaamsvorm. De kleur is zilverwit, donkerder groenachtig op de rug en wit op de buik, met een metaalblauwe streep op de staartflanken, de vinnen bleek oranjegeel. Gedurende de paartijd krijgen vooral de mannetjes een paarsrode gloed.
De voortplanting geschiedt in symbiose met mosselen (vooral zwanemossel, Anodonta, of schildersmossel, Unio). Het wijfje ontwikkelt van april-juni een ca. 6 cm lange legbuis, waarmee de eieren in de mossel gelegd worden, terwijl vervolgens het mannetje zijn homvocht boven de instroomopening van de mossel uitstort. De bevruchte eieren en de larven ontwikkelen zich gedurende 3—4 weken in de mossel, waarna ze door de ademopening naar buiten komen. Omgekeerd parasiteren de mossellarven vaak op bittervoorns. De soort is beschermd in Nederland.