(Orde van de H. Zaligmaker), v. (mv.), r.k. kloosterorde te Vadstena in Zweden gesticht door de H.
Birgitta van Zweden (1346?).De door Birgitta geschreven regel werd in 1370 door paus Urbanus Ⅴ en in 1378 door paus Urbanus Ⅵ goedgekeurd. Aanvankelijk kende de orde slechts dubbelkloosters: in twee gescheiden kloosters leefden mannelijke en vrouwelijke religieuzen, die juridisch een eenheid vormden onder leiding van een abdis. Een volledig klooster telde 25 monniken (13 priesters, 4 diakens en 8 broeders) en 60 nonnen.
De abdij te Vadstena werd een cultureel centrum. Tijdens de bloeiperiode telde de orde 80 kloosters, vooral verspreid in Noord-Europa. Tijdens de Hervorming gingen bijna alle kloosters ten onder.
Alleen in de zuidelijke landen bleven er enkele bestaan. In 1434 werd het eerste in de Nederlanden gesticht te Coudewater. Tijdens de Hervorming wist alleen dit klooster zich te handhaven.
De mannelijke tak van de orde werd in 1803 opgeheven. De orde telt thans nog 10 zusterkloosters: in Nederland (2), Engeland (1), Spanje (5), BRD (1) en Mexico (1). De birgittinessen leiden een beschouwend leven en onderhouden strenge clausuur. De Zweedse bekeerlinge Elisabeth Hesselblad stichtte in 1911 de congregatie van de kloosterzusters van de Allerheiligste Verlosser.
Zij zijn nauw verwant met de birgitinessen. De congregatie wijdt zich aan apostolaat en heeft negen kloosters.
LITT. G.Binder, Die Heilige Birgitta von Schweden und ihre Klosterorden (1891); B. Williamson, The Bridgettine order (1922); A.J.M.Rottier, Birgittijns kloosterleven (1949); T. Nyberg, Dokumente und Untersuchungen zur inneren Geschichte der drei Birgittenklöster Bayerns, 1420-1570 (1973).