Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-05-2019

Bindweefsel

betekenis & definitie

o. (-s), weefsel van het menselijk en dierlijk lichaam, bestaande uit cellen, met ertussen verschillende soorten vezels en tussenstof.

Het bindweefsel is een van de meest verbreide weefsels. Alle steun- en vormgevende weefsels van het organisme behoren tot het bindweefsel en zijn afgeleid van het mesenchym. Al naar gelang de hoeveelheid vezels en de wijze van vervlechting is het bindweefsel losmazig of gerangschikt tot vliezen (fasciën), die verschillende organen omhullen of ruimten in het lichaam afsluiten. Een fascie kan daardoor uitbreiding van ontstekingen, bloedingen e.d. beperken. Van het losmazige bindweefsel is vooral het onderhuidse bindweefsel bekend, dat de huid verschuifbaar met de onderlaag verbindt.

In dit losmazige bindweefsel kunnen zich grote hoeveelheden vocht ophopen, wat leidt tot oedeem. Andere weefsels zijn te beschouwen als differentiatie van bindweefsel door het afzetten van speciale stoffen in de ruimten tussen de cellen. Bindweefsel kan ook de plaats van oorsprong zijn van gezwellen, zowel goedaardige (fibroom, myxoom, chondroom enz.) als kwaadaardige, die als regel sarcomen zijn (fibrosarcoom, myxosarcoom, chondrosarcoom enz.). Een van de hoofdbestanddelen van de tussenstof is het collageen, dat dus ook overal aanwezig is in het lichaam. Pas in het laatste decennium heeft men begrepen tot welke verschillende ziektebeelden een collageenziekte (collagenose) kan leiden. Tenslotte is bindweefsel het reparatieweefsel bij uitstek: ziek geworden orgaandelen (infarcten), letsels van welke aard ook, genezen alle door middel van bindweefselvorming: eerst spruiten jonge bindweefselcellen uit (fibroblasta), later wordt het gebied celarmer en heeft zich een litteken ontwikkeld.

< >