o., gebruik van de dubbele muntstandaard, de gouden en de zilveren geldstandaard.
Men kent twee varianten. Bij de zgn. parallelle standaard is de omwisselingsverhouding der munten van de beide standaardmetalen niet wettelijk vastgesteld, maar afhankelijk van de marktprijs der metalen. Omwisseling kon derhalve slechts plaatsvinden tegen wisselende koersen. De muntwetgeving garandeerde de producenten van goud en zilver een vaste minimumverkoopprijs en een onbeperkte af zet. In feite bestonden er twee geldstelsels naast elkaar, het een gebaseerd op gouden standaardmunt, het ander op zilveren standaardmunt.
Bij de alternerende standaard wordt de omwisselingsverhouding tussen gouden en zilveren munten wettelijk vastgelegd. Dit leidt ertoe dat de werkelijke waardeverhouding tussen goud en zilver kan afwijken van de wettelijke. In dat geval zullen de munten van het wettelijk overschatte metaal die uit het wettelijk onderschatte metaal uit de circulatie verdrijven. Daalt b.v. het goud op de metaalmarkt ten opzichte van het zilver, dan zullen zilveren munten aan de circulatie worden onttrokken, worden omgesmolten en als gewoon metaal tegen goud worden verkocht, waarna weer op grote schaal gouden munten worden aangemaakt, waardoor winst wordt behaald. Men noemt dit de zgn. Wet van Gresham.
De dubbele standaard is in verschillende landen toegepast, o.a. Engeland van 1696—1816, Frankrijk van 1803—73, Nederland van 1816—47, België van 1830-50 en van 1861—74 en heeft tot in de 19e eeuw veel verdedigers gehad. Tot de belangrijkste argumenten voor het bimétallisme behoorden destijds een geringer gevaar voor algemene waardestijging van het geld (of prijsdaling) als gevolg van schaarste van goud of zilver, een universeel bimétallisme zou de stabiliteit van de onderlinge waardeverhouding tussen goud en zilver bevorderen en het overvloedige metaal zou meer gevraagd worden (N.G.Pierson), zilver zou als regulator optreden doordat bij goudschaarste meer zilver in omloop zou komen en omgekeerd (Walras, 1874). Marshall stelde een symmetallisme voor, waarbij papiergeld in goud en zilver inwisselbaar zou zijn, zodat een basisverbreding zou worden bereikt zonder wettelijke waardeverhouding tussen goud en zilver (geen gevaar voor uitdrijving van een der metalen).
De periode (in hoofdzaak de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw) waarin in verschillende landen de dubbele standaard werd toegepast, volgde op een periode waarin de zilveren standaard overheerste (beginnend in de middeleeuwen en in verschillende landen eindigend in verschillende eeuwen). Op de dubbele standaard is een periode gevolgd vanaf het begin van de 19e eeuw, waarin de enkelvoudige gouden standaard, overheersend werd.
In de 20e eeuw is de aandacht voor het bimetallisme vrijwel geheel verdwenen onder invloed van o.a. de sedert het midden van de 19e eeuw toegenomen goudproduktie en het steeds verder terugdringen van de rol van het edel metaal als ruilmiddel tot die van afdekkingsmiddel tussen circulatiebanken en de verdere vervanging (aanvulling) door trekkingsrechten en speciale trekkingsrechten van het International Monetary Fund.
LITT. G.M.Verrijn Stuart, Geld en crediet (1956); S.Korteweg en F. A.G.Keesing, Het moderne geldwezen (12e dr. 1971).