v. (-en),
1. het bijstellen;
2. (taalkunde) verklarende bijvoeging, bijvoeg. bep., bestaande uit een zn. (al of niet met een lidw. en al of niet nader bepaald) bij een zn., die daaraan onmiddellijk, zonder verbindingswoord, gekoppeld wordt, maar er altijd door een rust van gescheiden is: Jezus, de koning van de Joden, zie appositie.