Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 26-08-2021

Bibliothecaris

betekenis & definitie

[Lat. bibliothecarius, zie bibliotheek], m. (-sen), functionaris, belast met de leiding van een bibliotheek. In de meeste gevallen betreft dit de leiding van een wetenschappelijke bibliotheek (van een universiteit, hogeschool, academie, wetenschappelijke instelling e.d.) of van een speciale bibliotheek.

De leider van een openbare bibliotheek wordt in Nederland bijna altijd directeur genoemd.Hij ontleent de laatste jaren zijn bevoegdheid aan het diploma van de hogere beroepsopleiding tot bibliothecaris in openbare bibliotheken. Langzamerhand krijgt dit woord ook de betekenis van ambtenaar, werkzaam bij een van de genoemde bibliotheek typen en wordt het de aanduiding van een beroep. De uitbreiding van deze functie (Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen) loopt gedeeltelijk parallel met die van de Engelse librarian en de Duitse Bibliothekar. Een Diplom-Bibliothekar is een wetenschappelijk bibliotheekbeambte.

De functie van bibliothecaris bestond reeds in de oudheid in Mesopotamië, Egypte en andere landen. In de middeleeuwen heette de bibliothecaris meestal armarius. Deze functionaris was belast met het beheer van de handschriftencollecties, het gedeeltelijk kopiëren ervan en het samenstellen van een catalogus. In de 17e en 18e eeuw en ook nog in het begin van de 19e eeuw werd deze functie bijna steeds als nevenbetrekking aan een geleerde toevertrouwd. is het bibliothecariaat door de snelle ontwikkeling van de wetenschappen, de toenemende specialisering en de enorme boeken- en tijdschriften productie uitgegroeid tot een speciaal beroep, waarvoor, wisselend naar het bibliotheek type, vereist zijn: een academische opleiding en/of uitgebreide algemene kennis van en scholing in de bibliotheekwetenschap. Vooral de behoefte aan bibliotheek-technische kennis en ervaring heeft in de meeste landen een speciale opleiding noodzakelijk gemaakt.

In Nederland werd het eerst een regeling getroffen voor de openbare bibliotheken en wel in 1921 voor de opleiding van directeuren en in 1928 voor die van assistenten. Er was echter reeds in 1908 een aanvang met het geven van cursussen gemaakt. Voor de opleiding van assistent-bibliothecaris voor de openbare bibliotheken was een middelbare (nu MAVO) school opleiding vereist. Tot 1975 bestonden er tweejarige cursussen, waarbij de leerlingen reeds in de praktijk werkzaam waren en 1—2 dagen in de week les ontvingen. De opleidingen voor speciale bibliotheken en de middelbare functies in wetenschappelijke bibliotheken aan personen, die reeds in een bibliotheek werkzaam zijn, worden in de vorm van eenjarige ‘in service courses’ verzorgd door de Stichting Gemeenschappelijke Opleiding, gevestigd te ’s-Gravenhage.

De cursussen vinden grotendeels aldaar plaats; sommige worden gehouden te Utrecht, Amsterdam en - alternerend - Eindhoven/Zwolle. Sinds 1964 vinden in het kader van het hoger sociaal-pedagogisch onderwijs dagopleidingen plaats aan Bibliotheek- en Documentatie Academies, die aansluiten aan VHMO/VWO/ MAVO en zich richten op functies in alle bibliotheek typen. De universiteit van Amsterdam biedt via een tweejarige, postdoctorale cursus de mogelijkheid zich te bekwamen voor de functie van wetenschappelijk ambtenaar aan een wetenschappelijke bibliotheek. [mr.U.J.Jinkes de Jong] België. Ingevolge de Bibliotheekwet van 1921 moeten de bibliothecarissen en hulp bibliothecarissen verbonden aan de door de staat erkende openbare bibliotheken, in het bezit zijn van een bekwaamheidsakte. Deze wordt door een staats jury afgegeven na het slagen voor een proef over de elementaire kennis van bibliothéconomie en bibliografie.

De bij de wet geregelde vrijstellingen van deze akte werden in 1969 afgeschaft. Sedert 1921 organiseerden de staat, alsook de provincie- en gemeentebesturen, facultatieve leergangen tot voorbereiding van de kandidaten voor het staatsexamen. De Dienst der Openbare Bibliotheken trachtte deze summiere vorming zoveel mogelijk aan te vullen, o.a. door stages in te stellen. Bij gebrek aan verder staats initiatief werden tussen 1940—46 door stedelijke en provinciale instanties en eveneens door privé-instellingen zgn. middelbare bibliotheek scholen gesticht met het doel stafpersoneel op te leiden voor de belangrijke openbare bibliotheken en assistenten voor de wetenschappelijke en documentatie bibliotheken.

Deze scholen verwierven pas ca. 1970 een wettelijk statuut en zijn thans erkend als instellingen van hoger sociaal onderwijs (dagscholen) of als hogere technische leergangen (avondscholen). Een toegangsexamen is vereist voor de kandidaten die geen volledig middelbaar onderwijs hebben genoten. De opleiding duurt 3—4 jaar (dag-/avondleergang) waarna men het diploma van bibliothecarisdocumentalist behaalt. Er zijn zes bibliotheek scholen:

1. de Stedelijke technische leergangen voor bibliotheekwezen te Antwerpen (1940);
2. de Vrije Middelbare Bibliotheekschool te Antwerpen (1946), die echter alleen nog kandidaten opleidt voor het staatsexamen;
3. Les cours provinciaux des sciences de la bibliothèque et de la documentation te Brussel (1942);
4. de Provinciale leergangen voor bibliotheek- en documentatiewetenschappen te Brussel (1943);
5. het Institut supérieur d’études sociales de l’état, section des bibliothécaires-documentalistes te Brussel (1945) met alleen dagonderwijs en
6. het Institut provincial d’études et de recherches bibliothéconomiques te Luik (1941) met dag- en avondonderwijs sedert 1972.

De Stedelijke bibliotheekschool te Antwerpen bereidt zich voor op dag leergangen. Er is geen opleiding tot bibliothecaris op universitair niveau. Aan de rijksuniversiteiten te Gent en te Luik en aan de Vrije Universiteit te Brussel worden bibliothéconomie en bibliografie gedoceerd.

In 1965 werden de universitair gevormde bibliothecarissen van de Koninklijke Bibliotheek en van de bibliotheken der rijksuniversiteiten statutair gelijkgesteld met het wetenschappelijk personeel van de universiteiten. Dit had de afschaffing tot gevolg van de sedert 1897 bestaande regeling, waarbij de kandidaten met het oog op een vaste aanstelling bij een van deze rijksbibliotheken, een bekwaamheidsakte moesten voorleggen, die was uitgereikt na een jaar proeftijd, gevolgd door een staatsexamen. Een afdeling van de Koninklijke Bibliotheek is thans belast met het instellen van vorming stages voor het nieuw aangeworven personeel in de bibliotheek, alsook met het onderzoek betreffende de opleiding van bibliotheekpersoneel. [dr.J.Brock] Litt. G.Leyh, Die Bildung des Bibliothekars (1952); F.Milkau en G.Leyh, Handbuch der Bibliothekswissenschaft (5 dln. 1952—61); L.M.Harrod, The librarians’ glossary (1959); R.Hacker, Bibliothekarisches Grundwissen (2e dr. 1973).

ibliothéconomie v., zie bibliotheekwetenschap.

< >