(bezweette zich, heeft zich bezweet), zich in het zweet lopen, werken: hij bezweet zich dadelijk, bij het minste wat hij doet zweet hij.
ezwijken (bezweek, is bezweken),
1. niet meer bestand zijn tegen, breken, barsten: de vloer bezweek onder de last;
2. in kracht te kort schieten: voor de verleiding bezweten zich, geen weerstand meer bieden, toegeven; voor de overmacht bezweten zich, het opgeven, wijken;
3. sterven: aan een ziekte bezweten zich.