Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Bezem

betekenis & definitie

m. (-s), werktuig om te vegen, meestal gevormd door een bundel of bundels dunne rijzen of haren; tegenwoordig ook vaak van kunststof gemaakt: straatvegers hebben een grote bezem; (bijbels) met bezemen keren, schoonvegen; nieuwe bezems vegen schoon, (van bedienden, beambten gezegd) in het begin doen zij hun best, zijn zij ijverig; ook: nieuwe maatregelen werken in de aanvang goed; staan (of meester zijn) waar de bezem staat, in eigen huis niets te zeggen hebben; de bezem in de mast voeren, strenge maatregelen nemen (de uitdrukking betekende vroeger: heerschappij over de zee hebben); veel rijsjes maken een bezem, veel kleine dingen maken samen iets groots.

< >