(bezandde, heeft bezand), bedekken met zand.
Bezanden is het aanbrengen van een zandlaag op veen- of kleigronden. Deze methode werd in het verleden vaak toegepast bij de ontginning van veengronden. In hoogveengebieden (veenkolonies, dalgronden) werd op de teruggestorte, gespitte en van te voren geëgaliseerde bonkaarde (bolster) of op achtergebleven zwartveenlagen een zanddek van 10—12 cm aangebracht. Bezanding heeft als doel de fysische eigenschappen van de bouwvoor te verbeteren (draagkracht, warmtehuishouding). Door het regelmatig aanploegen van een dun laagje veen en de vermenging met zand is getracht de bouwvoor een enigermate gunstige structuur te verschaffen.
Door vertering en oxidatie verdwijnt op den duur het veen, met als gevolg een maaiveldsdaling (0,5—1 cm per jaar), en daardoor slechtere waterhuishouding. Daarnaast worden storende lagen in de ondergrond (gliedelaag, oerbanken) duidelijker merkbaar, zodat herontginning nodig wordt. Dit laatste geschiedt door diepploegen of door mengwoelen, en vindt in hoogveengebieden toepassing. Bij de ontginning van laagveengronden werd een zandlaag van 5—12 cm opgebracht. Bezanden vindt nog regelmatig toepassing bij de aanleg van sportvelden en speel- en ligweiden.