m., het zich steeds sterker bewapenen door de (grote) mogendheden.
Men spreekt van een bewapeningswedloop indien twee (groepen van) landen met het oog op de bewapening van de ander hun bewapening opvoeren om te voorkomen dat zij zelf in een militair ongunstige positie geraken. Er waren in de vorige eeuw bewapeningswedlopen (tussen Engeland en Frankrijk, tussen Frankrijk en Duitsland, tussen Engeland en Duitsland), maar het verschijnsel heeft pas in onze tijd, vooral na de Tweede Wereldoorlog, om zich heen gegrepen. Sindsdien bestaat er de grote bewapeningswedloop tussen de VS en de USSR (tussen de NAVO en het Sovjetblok), waarbij het streven van de USSR allereerst erop was gericht de achterstand in te halen, terwijl de VS erop uitwaren de voorsprong te handhaven. In theorie is bij de SALT-verdragen in 1972 het beginsel van gelijkwaardigheid erkend.
In onze wereld van soevereine staten heeft de staat, alleen of samen met andere, voor zijn eigen veiligheid te zorgen, d.i. te zorgen dat een andere staat het niet waagt om hem aan te vallen (afschrikking), en dus te zorgen dat hij zo sterk is, dat hij niet reeds door dreiging van aanval aan de wensen van de andere staat moet toegeven. Bewapening is het middel om vrede en onafhankelijkheid te verzekeren. Maar die bewapening is tevens beangstigend voor de potentiële tegenstander, die daarop reageert. De bewapeningswedloop is daarom een proces van actie en reactie, dat leidt tot een steeds hoger niveau van bewapening. Dat proces wordt echter niet alleen gevoed door externe factoren, ook interne factoren spelen een rol.
Allereerst de technologische ontwikkeling: wetenschap en techniek leiden tot steeds nieuwe wapens, vandaar dat iedere wapenopbouw voortdurend in beweging is in de richting van grotere effectiviteit. Ook de competitie tussen land-, zee- en luchtmacht voert de nationale bewapening op, daar men erop uit is te voorkomen dat het zwaartepunt van de macht bij een van de drie zou komen te liggen. Ook gaat grote pressie uit van de politieke partijen: bij de meeste presidentsverkiezingen in de VS werd de vroegere regering beschuldigd de defensie te hebben verwaarloosd, en ‘soft on communism’ te zijn geweest. Ook de wapenindustrie is een factor, die streeft naar verhoging van het militaire budget. In samenwerking met de militairen propageert men de noodzaak van grotere bewapening (het ‘military-industrial complex’, waarvoor Eisenhower in zijn afscheidsrede waarschuwde).
Een en ander leidt door interne factoren tot een bewapening, die in haar kwaliteit niet door veiligheidsmotieven is bepaald. En op die kwaliteit reageert dan weer de potentiële tegenstander met verhoging van zijn militaire macht. Zo ontstond de overbewapening in onze wereld, die jaarlijks meer dan $200 mrd. aan bewapening uitgeeft. De grote wapenwedloop tussen de supermachten bevordert allerlei kleinere wapenwedlopen, zoals tussen Israël en de Arabische landen, India en Pakistan, of bepaalde Afrikaanse staten.
Immers, zij volgen het patroon van die supermachten en worden erdoor van wapens voorzien. De wapenhandel is vaak een zelfstandige, bewapening-stimulerende factor. De wapenhandel wordt tegenwoordig van regeringswege aangemoedigd, uit overwegingen van het drukken van de kosten, van bevordering van werkgelegenheid of gunstige beïnvloeding van de betalingsbalans.
Men is er niet in geslaagd de wapenwedloop door overeenkomsten betreffende wapenbeheersing, wapenbevriezing of ontwapening onder controle te krijgen. Slechts hier en daar werd wat bereikt. Het duidelijkste voorbeeld van wapenbeheersing is de bij de SALT-overeenkomsten afgesproken kwantitatieve beperking van de anti-raketten. Wapenbevriezing werd op randgebieden bereikt bij de afspraken over de demilitarisatie van de zuidpool, de denuclearisatie van de kosmische ruimte en van de zeebodem, en werd ook beoogd in het Non-Proliferatie-Verdrag. Het enige wapenverminderingsverdrag, ontwapeningsverdrag, is de overeenkomst betreffende bacteriologische wapens (1972).
Een wapenwedloop tussen de supermachten is niet te vermijden zolang hun bewapening gericht blijft op superioriteit of pariteit. Immers de wederzijdse militaire schattingen zijn altijd ‘voorzichtig’; men schat de eigen macht laag en die van de ander hoog. Vandaar dat in die omstandigheden de wapenwedloop doorgaat. Slechts dan is de bewapeningsspiraal te doorbreken als afgezien wordt van ‘minstens gelijkheid’ , en genoegen wordt genomen met voldoende militaire macht om de tegenstander af te houden van aanval of dreiging met aanval.
Een op ‘defensieve afschrikking’ gerichte wapenopbouw, sterk genoeg om af te schrikken, niet sterk genoeg om zelf aan te vallen, kan de eerste stap zijn om te komen tot een ontwapeningsspiraal. Die stap kan wederzijds zijn en neergelegd worden in een verdrag. Maar evenzeer zou de veiligheid verhoogd worden, als eenzijdig tot een systeem van ‘relatieve afschrikking’, ‘minimum deterrence’, zou worden overgegaan. [prof.mr.B.V.A.Röling]
Litt. P.Noel-Baker, The arms race (1960); H. Bull, The control of the arms race (1961); D.Senghaas, Abschreckung und Frieden (1969); B.V.A. Röling, Polemologie (3e dr. 1973); International Institute of Strategic Studies, The military balance (jaarlijks); Stockholm International Peace Research Institute, SIPRI Yearbook on world armaments and disarmament (jaarlijks).