Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Bevolkingsvraagstuk

betekenis & definitie

o., het vraagstuk van de verhouding van het aantal inwoners tot de beschikbare bestaansmiddelen binnen een bepaald woongebied. Deze verhouding is gewoonlijk een spanningsverhouding.

Daarbij moet het begrip bestaansmiddelen zeer ruim worden genomen, het omvat mede de beschikbare ruimte en het gebruik dat daarvan gemaakt wordt. Het gaat daarbij om een zeer complexe samenhang, waarin behalve de ruimte ook een rol spelen: de stand van de techniek, het economisch leven, en de verdeling van de beschikbare welvaart.Schematisch voorgesteld zou men de verhouding tussen aantal inwoners en bestaansmiddelen kunnen zien als een breuk: inwoneraantal / bestaansmiddelen. Zowel de teller als de noemer zijn vatbaar voor beïnvloeding. Bij een groeiende bevolking kan men de bestaansmiddelen uitbreiden, b.v. door ontginning van woeste gronden, overgang van landbouw naar industrie, of door een betere verdeling van de welvaart. Men kan ook iets trachten te doen aan het aantal inwoners, door emigratie en door geboortenbeperking.

Beide beïnvloedingsmogelijkheden hebben hun grenzen. Er zijn aanwijzingen dat in vele landen de beïnvloeding van bestaansmiddelen en ruimte deze grens begint te naderen, of reeds heeft overschreden. Alom treden in Nederland ruimtegebrek en ruimtebederf op.

Bij de benadering van het bevolkingsvraagstuk staan twee opvattingen tegenover elkaar. De eerste daarvan gaat terug op de Engelse econoom T.R. Malthus. Men zou deze benadering de demografische benadering kunnen noemen. Deze ziet het bevolkingsvraagstuk vooral als een kwestie van beïnvloeding van het geboortencijfer, hetzij door uitstel van huwelijkssluiting, hetzij door geboortenbeperking. De macrozowel als de micro-economische voordelen van een klein gezin zijn immers zo evident, dat ieder weldenkend mens zijn kindertal vanzelf zal willen beperken; in sommige gevallen ontbreekt het hem alleen aan de middelen om dat te bereiken.

Daartegenover staat de sociaal-economische benadering van degenen die menen dat het bevolkingsvraagstuk wordt veroorzaakt door de ongelijke verdeling van de hulpbronnen in de wereld. Deze ongelijke verdeling is vooral ontstaan door de overconsumptie in de rijke landen; zij wordt in stand gehouden door de bestaande machtsverdeling in de wereld. Wanneer een eerlijke verdeling van deze hulpbronnen kan worden bereikt, zal de welvaart in de arme landen gaan stijgen en komt de geboortendaling daarna vanzelf tot stand. Deze tegenstelling is echter grotendeels fictief, omdat de demografische oplossing niet pretendeert in de plaats te treden van de sociaal-economische; beide vullen elkaar aan.

De ene benadering behoeft niet te wachten tot de andere op gang gekomen is; integendeel, zij dienen parallel te lopen. Gezien de huidige ontwikkeling in de arme landen ziet het er niet naar uit dat de sociaal-economische oplossing daar spoedig op gang komt; het bevolkingsvraagstuk zal daar de eerstkomende decennia steeds moeilijker oplosbaar worden. [dr.H.J.Heeren] Litt. A.Sauvy, Het bevolkingsvraagstuk in de wereld (1960); A.Sauvy, Het probleem van de overbevolking (1966); J.A.Schumpeter, Hist. of economie analysis (8e dr. 1972); De grenzen aan de groei. Rapport van de Club van Rome (1972); Mankind at the crossroads. Tweede rapport van de Club van Rome (1974).

< >