v., leer van het openbaar bestuur. Het openbaar bestuur is hierbij zelf het object van bestudering en niet de maatschappelijke aspecten ervan, zoals bij de bestuurssociologie.
Bij de bestuurskunde gaat het om de inrichting en de werking van het openbaar bestuur.Aanvankelijk had de bestuurskunde in Nederland en België een sterk juridische inslag. Later onderging zij de invloed van gedachten afkomstig uit het in Angelsaksische landen bekende vak ‘public administration’. De laatste tijd ontwikkelt de bestuurskunde eigen begrippen en problemen en hanteert een methodiek, ontleend aan andere sociale wetenschappen. Probleemgebieden voor de bestuurskunde zijn: structuur en functioneren van het overheidsapparaat (vooral intern), de bureaucratie, het administratieve proces, ambtelijke conflictsituaties, planning, zie besluitvorming.
Litt. G.A.van Poelje, Bestuurskunde (1953); H. A.Brasz, Notitie over bestuurskunde (1961); B. Gournay, Introduction a la Science administrative (1966); F.Heady, Public administration (1966); A. F.Leemans, De eenheid in het bestuur der grote stad (1967); H.A.Brasz enz., Inleiding tot de bestuurswetenschap (1969).