(bestak, heeft bestoken),
1. door steken bevestigen op of in: een kussen met spelden besteken; in ruimere zin: met iets bedekken, versieren, m.n. met bloemen en groen;
2. ontwerpen, regelen, beramen: durf je dat besteken?, wagen; ik zal het zo dat ik er vanavond nog heenga, zo regelen; dat is bestoken werk, doorgestoken kaart.