Ned. KB van 29.4.1970, Stb. 190, waarin de voorwaarden worden uitgewerkt voor vrijstelling van vennootschapsbelasting voor beleggingsinstellingen.
Beleggingsinstellingen zijn Ned. naamloze of besloten vennootschappen of fondsen voor gemene rekening, waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden bestaan uit het beleggen van vermogen in effecten, onroerend goed en hypotheken. De belangrijkste voorwaarden voor de vrijstelling zijn:1. uitdelingsverplichting aan de aandeelhouders of participanten van de gehele voor uitdeling beschikbare winst binnen 8 mnd. na het einde van het boekjaar;
2. beperkingen voor financiering met vreemd vermogen;
3. verbod voor buitenlanders om grootaandeelhouders of groot-participanten te zijn in de beleggingsinstelling. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zijn de beleggingsinstellingen onderworpen aan het normale (48%) vennootschapsbelastingtarief.
In Nederland bestaan geen beperkingen of bijzondere voorwaarden voor de publieke introductie van buitenlandse beleggingsfondsen. Deze fondsen zijn derhalve niet onderworpen aan de uitdelingsverplichting, hetgeen aantrekkelijk zou kunnen zijn voor Ned. aandeelhouders.
Deze zouden de zgn. opgepotte dividenden door verkoop van de aandelen belastingvrij kunnen incasseren, omdat door het oppotten de intrinsieke waarde van de aandelen stijgt en in Nederland koerswinsten op effecten niet worden belast.
Ter voorkoming van concurrentieverstoring tussen binnenlandse en buitenlandse beleggingsfondsen is in art. 29a Wet op de Inkomstenbelasting bepaald, dat de aandeelhouders en participanten in buitenlandse beleggingsfondsen tenminste jaarlijks worden belast voor 3,6% van de waarde van de participatie aan het begin van het kalenderjaar, ook indien het buitenlandse beleggingsfonds geen of een gering dividend uitkeert (zgn. fictief rendement).
Naast de beleggingsinstellingen bestaan zgn. besloten beleggingsfondsen. Participatiebewijzen van deze fondsen zijn niet vrij verhandelbaar. De participanten in een besloten fonds worden direct in de inkomstenbelasting betrokken voor de opbrengsten van de beleggingen van het fonds, ongeacht of deze hun ter beschikking zijn gesteld of niet (zgn. transparence fiscale).
De besloten beleggingsfondsen zijn niet aan vennootschapsbelastingheffing onderworpen.
In België is de vorming van ‘Gemeenschappelijke beleggingsfondsen’ geregeld in de wet van 27.3.1957, V 93
2. Deze fondsen hebben de juridische vorm van mede-eigendom van de participanten en zijn onder meer onderworpen aan controle door de Bankcommissie. Deze fondsen worden niet aangemerkt als exploitaties als bedoeld in art. 20 Wet op de inkomstenbelasting, en zijn dus niet zelfstandig aan de belastingheffing onderworpen.
De opbrengst van de beleggingen wordt rechtstreeks aan de participanten toegerekend voor de heffing van de inkomstenbelasting (zgn. transparence fiscale). Buitenlandse beleggingsfondsen kunnen hun participaties slechts publiekelijk introduceren en emitteren, indien zij zich onder toezicht van de Bankcommissie stellen en toestemming verkrijgen van het Ministerie van Financiën. [Mr.J.C.K.W.Bartel].