middel waarmee op grond van de Ned. Veiligheidswet Ned. werknemers in fabrieken en werkplaatsen, waar zij gevaar lopen getroffen te worden door vonken, splinters en vallende voorwerpen, of blootgesteld zijn aan hitte of koude, tegen deze gevaren worden beveiligd.
Ook moeten handen en ogen beschermd zijn tegen de schadelijke inwerking van licht en moet de inademing van giftige of bijtende dampen, gassen of stof worden voorkomen. Tegen schadelijk geluid moet het gehoororgaan doelmatig zijn beschut. Indien het niet mogelijk is de machines en werktuigen, die deze gevaren kunnen veroorzaken, zo in te richten dat genoemde gevaren worden voorkomen, dan dienen de werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. De meest gebruikte zijn: veiligheidsbrillen, -schoenen, -helmen, -handschoenen, laskappen, hittebestendige kleding, oorkappen en -dopjes.
