m. (-maten), ook: installatieautomaat, een beveiligingsinrichting in een elektrische stroomkring.
De elektrische stroom die de stroomkring doorloopt, passeert in de ingeschakelde automaat een weerstand , een (gesloten) contact en een magneetspoel. In de weerstand ontwikkelt de stroom warmte waardoor een bimetaal kromtrekt en wel des te meer naarmate de stroom groter wordt en langer vloeit. Bij overschrijding van een bepaalde waarde zal het bimetaal een hefboom ontgrendelen, waardoor het contact geopend wordt. Het bimetaal beveiligt de stroomkring tegen overbelasting. Treedt een kortsluiting op, dan zal door de grote optredende stroom het anker in de spoel getrokken worden, waardoor de stift en hefboom het contact onmiddellijk openen. (Het bimetaal werkt bij kortsluiting te traag.) Na opheffing van de overbelasting of de kortsluiting kan de automaat met een drukknop weer ingeschakeld worden.