Frans scheikundige, * 25.10.1827 Parijs, ✝18.3.1907 Parijs. In 1859 was hij hoogleraar aan de Ecole supérieure de Pharmacie, sedert 1865 ook aan het Collège de France; hij was lid van het Institut, in 1882 senator; minister van Onderwijs van 1886—87, en van 189596 minister van Buitenlandse Zaken; bovendien was hij lid van vrijwel alle academies van de Oude Wereld.
Met zijn klassiek geworden onderzoekingen over glycerine, waarbij die over koolhydraten aansloten, heeft hij het begrip ‘meerwaardige alcoholen’ geschapen, dat voor de organische chemie van het allergrootste belang is geworden. Berthelots beroemde studies over het ontstaan van esters leidden het systematisch onderzoek van de omkeerbare chemische reacties in.Berthelot verrichtte belangrijk onderzoek over gisting, warmteontwikkeling in het dierlijk organisme, over de plantengroei en de assimilatie van de stikstof der atmosfeer. De thermochemie is voor een groot deel door Berthelot en zijn leerlingen ontwikkeld. Werken: La synthèse chimique (1875), Introduction ä l’étude de la chimie des anciens et du moyen äge (1889), Traité Pratique de calorimétrie chimique (1893), Thermo chimie (1897).
Litt. L. Velluz, Vie de Berthelot (1964); R.Virtanen, Marcelin Berthelot (1965).