Henri, Frans filosoof, *18.10.1859 Parijs, ✝4.1.1941 Parijs. Bergson promoveerde in 1889 op Essai sur les données immédiates de la conscience en werd in 1900 hoogleraar aan het Collège de France.
In 1914 werd hij lid van de Académie française en in 1928 ontving hij de Nobelprijs voor letterkunde. Bergson verwierf grote bekendheid vanwege zijn originele gedachten en literaire vormgeving. Het denken van Bergson heeft vele trekken gemeen met het pragmatisme, m.n. de opvatting van de verandering en beweging van de werkelijkheid.Zijn denken verzet zich tegen de suprematie van de theoretische kennis: voor hem is de intuïtie en niet het intellect de hoogste kenbron. Door de intuïtie krijgt de mens deel aan de scheppingskracht van het leven, dat zich nooit in abstracte begrippen laat analyseren. Bergsons metafysica is dan ook de metafysica van het scheppende leven. Bergson is er in geslaagd, de verschillende wijsgerige posities in een harmonische synthese te verenigen. Hij aanvaardt het determinisme, maar accentueert tegelijk de vrijheid; hij geeft een plaats aan het intellect, maar stelt daarboven de intuïtie; hij erkent rationalistische factoren, maar verheerlijkt tegelijk de mystiek. Hij onderscheidt de fysische tijd (temps) van de werkelijke tijd van het bewustzijn (durée).
Bergson ziet het geestesleven organisch verbonden met de scheppende banden van de biologische werkelijkheid. Naast een sociale moraal en een statische religie ontwikkelt hij een absolute moraal en een dynamische religie.De filosofie van Bergson kan worden samengevat in de gedachte dat de kern, de oorsprong en het wezen van alle dingen het leven is; een duistere, ondoorgrondelijke, onberekenbare, principieel irrationele en met elementair geweld zich baanbrekende kosmische oerkracht. De werkelijkheid is volgens Bergson een élan vital (levenskracht), ook wel évolution créatrice (scheppende evolutie). Ook spreekt hij van continuité vraie (ware continuïteit), mobilité réelle (werkelijke veranderlijkheid), een oneindig voortgaande schepping: het universum is niet voltooid, maar altijd in wording.
In dit perspectief plaatst Bergson eveneens zijn Godsopvatting: God is voor hem onophoudelijk leven, actie, vrijheid en de schepping is dan ook geen onbegrijpelijk mysterie, omdat wij haar in ons ervaren, zodra wij vrij handelen: ons vrije handelen is analoog aan de vrije werkzaamheid van het absolute. Nu eens plaatst Bergson het bewustzijn aan de oorsprong van het leven, dan weer zet hij leven en bewustzijn gewoon naast elkaar. Hij heeft niet allereerst een biologistische opvatting van het leven, maar een spiritualistische. Alles gebeurt alsof een brede stroom van bewustzijn binnengedrongen was in de materie. De hele evolutie op onze planeet is volgens Bergson een doortocht van het scheppend bewustzijn door de stof, een krachtsinspanning om door veel ingeniositeit en inventie iets te bevrijden dat bij het dier gevangen blijft en zich slechts bij de mens definitief loswerkt. In de richting van het instinct is dit niet gelukt en in de richting van het intellect alleen door een plotselinge sprong van het dier naar de mens.
Hierdoor is in laatste instantie de mens de bestaansreden van de organisatie van het leven op onze planeet. De mens is door zijn intellect de meest geprivilegieerde onder de levende wezens. Het stelt hem in staat, zijn actieradius telkens te vergroten, in tegenstelling tot het dier waarvan het instinct het afsluit van het onbegrensde veld van mogelijkheden. Zo is er tussen mens en dier geen verschil in graad, maar in natuur, in ‘open’ en ‘gesloten’.
De mens is de gelukkigste worp van het leven.De moraal van de gesloten maatschappij (sociale moraal) vindt haar grond in de instandhouding en het welzijn van het sociale leven, waar tegenover de open moraal staat, die zich in bevoorrechte persoonlijkheden belichaamt. Beide vormen van de moraal verhouden zich tot elkaar als rust tot beweging. Ons intellect en onze taak richten zich op het statische en kunnen weinig beginnen als er sprake is van overgangen en ontwikkelingen. De definitieve stap van de gesloten tot de open moraal is door het christendom tot stand gebracht. De statische moraal is een momentopname van de dynamische: de sociale pressie en het liefdes elan zijn twee elkaar aanvullende openbaringen van de scheppende evolutie. Zijn onderscheiding van de religie in een statische of gesloten en een dynamische of open vorm correspondeert met zijn onderscheiding van de moraal.
Werken: Essai sur les données immédiates de la conscience (1889), Matière et mémoire (1896), Le rire (1900), L’évolution créatrice (1907), L’énergie spirituelle (1919), Durée et simultanéité (1922), Les deux sources de la morale et de la religion (1932), La pensée et le mouvant (1934). Uitgave: Écrits et paroles, textes rassemblés, door R.M.Mossé-Bastide (1957—59). [prof.dr.R.Bakker] Litt. J.Chevalier, Bergson (1948); J.Delhomme, Vie et conscience de la vie, essai sur Bergson (1954); L.Adolphe, L’univers bergsonien (1953); R.M. Mossé-Bastide, Bergson éducateur (1955); G. Pflug, H.Bergson (1959); V.Jankélévitch, H.Bergson (1959); M.Barthélémy-Madaule, Bergson et Teilhard de Chardin (1963); A.Cresson, Bergson, sa vie, son oeuvre (1964); M.Barlow, H.Bergson (1966); A.Vloemans, Bergson (1966); R.Violette, La spiritualité de Bergson (1968); F.Kurris, Kerngedachten van H.Bergson (1968).