in 1911 voor het eerst door F.K.R.Bergius tot stand gebrachte omzetting van steenkool, bruinkool, teersoorten bij hoge temperatuur (400—500 °C) en voor die tijd zeer hoge drukken (10—20 N/mm2; 100—200 at) in tegenwoordigheid van waterstof tot vloeibare koolwaterstoffen. Het oorspronkelijke proces verliep langzaam.
Technische verwezenlijking geschiedde na het uitvinden van voor zwavelverbindingen ongevoelige hydrogenering katalysatoren, op molybdeen- en wolfraam sulfide-basis, door Pier van de Badische Anilin und Soda Fabrik. Zowel Standard Oil of New Jersey als Imperial Chemical Industries (i c i) toonden sedert 1933 belangstelling door eigen ontwikkelingen. De grootste ontwikkeling kreeg het proces tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral in Duitsland, voor de bereiding van benzine en dieselbrandstof uit bruinkool en jonge steenkool, alsmede teersoorten.De vaste uitgangsstoffen werden met een zware olie tot een brij vermalen en in tot 12 m lange reactie ovens onder waterstofdruk bij 20—70 N/mm2 (200—700 at) en 410—460 °C omgezet. De nodige waterstof werd uit kool via het watergas proces bereid. Uiteindelijk zijn daarom in totaal 41 kool voor 11 benzine nodig. Het op zichzelf kostbare proces verdween uit de belangstelling toen na de oorlog aardolie overvloedig en goedkoop ter beschikking kwam. Sedert ca.1974 ontstond er door de hoge aardolieprijzen weer belangstelling voor. In Zuid-Afrika is een variant, het zgn. Sasolproces blijvend toegepast gebleven,