Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Bergh

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Gelderland, in het zuiden van de Achterhoek, grenzend aan de BRD, 76,56 km2, 18400 inw.; 91% r.k. en 4,5% n.h. Behalve het oude stadje ’s-Heerenberg, met een gedeeltelijk nog intact zijnde 15e-eeuwse omwalling, omvat de gemeente de dorpen Beek, Zeddam, Kilder, Stokkum, Wijnbergen en Azewijn, alsmede een aantal buurtschappen. De bodem bestaat in het westen en midden uit zandgrond, in het oosten uit rivierklei (dal van de Oude IJssel). Rond 68% is cultuurgrond (ruim de helft als grasland; 23% is bossen en woeste grond). De nijverheid vormt de belangrijkste bestaansbron: o.a. plastic-, hout-, confectie- en metaalindustrie.

Bijna 60 % van de beroepsbevolking is forens (veel bouwvakkers). Het gebied is rijk aan natuurschoon: Montferland (83 m), Hettenheuvel (105 m), landgoederen, o.a. de Bijvanck. Hierdoor is Bergh centrum van vreemdelingenverkeer, met veel hotels en pensions, m.n. in Zeddam. Daarnaast zijn er 1200 slaapplaatsen op kampeerbedrijven. In de gemeente bevindt zich het drukste douanestation van Europa (Bergh-Autoweg). Bezienswaardigheden zijn o.a. kasteel Bergh, na de brand van 1939 door de toenmalige eigenaar, de Twentse fabrikant J. H.van Heek, geheel hersteld; 16e-eeuws stadhuis, de Boetselaersburgh, adellijk huis uit de 16e eeuw en het Oude Gasthuis. In Zeddam staat een korenmolen (torenmolen) uit ca.1450; verder een rosmolen uit de 10e eeuw.

< >