vm. stad-koninkrijk, gelegen in West-Nigeria (nu Benin City). Benin werd gesticht ca.900 door Igado, leider van een volk dat volgens een mythe uit het Soedan-gebied afkomstig zou zijn en via Ile-Ifé naar Benin zou zijn gekomen.
De grote groei van het rijk kwam onder oba (koning) Ewuare de Grote (ca. 1440). De grootste bloeitijd moet gevallen zijn in de 18e eeuw, omdat koning Akenzua I, die in 1713 de troon besteeg, bekend stond als de rijkste oba die ooit op de troon van Benin had gezeten.De Bini (naam van het volk van Benin) vormen momenteel nog steeds een koninkrijk binnen de deelstaat Bendel. Zij leven van landbouw, riviervisserij, handel en ambacht. Het ambacht is vooral houtsnijden, gieten van messing en kleine industrie. benhamschijf. nabeeld.
Benin is vooral bekend geworden door de beroemde Benin-bronzen, die na de verovering door de Engelsen (1897) als zeer waardevolle kunstschatten naar Europa zijn gevoerd. Volgens de traditie is de bronsgietkunde naar Benin gekomen tegen het einde van de 13e eeuw, toen oba Oguola aan de Oni van Ifé vroeg hem een goudsmid te zenden om de kunstenaars aan zijn hof de bronstechniek te leren. De Bini zijn dan ook de erfgenaam van de tradities en technieken van de Ifé. Eenmaal bekend met de kunst van het bronsgieten, konden de kunstenaars aan het hof van Benin een eigen stijl gaan ontwikkelen, die tegen de 15e eeuw begint, en bekend geworden is door de koppen en de reliëfs. De oudste koppen dragen een haardracht, die enigszins aan het oude Egypte doet denken. Niet veel later, ongeveer aan het begin van de 16e eeuw, verschijnen de prachtige koningin-moederbeelden.
Een andere stijl verschijnt in het midden van de 16e eeuw en handhaaft zich tot het midden van de 19e eeuw. Deze bestaat uit grote koppen, omgeven door een cilindervormig weefsel van kettingen, die koraalkettingen moeten verbeelden. Het brons is dikker dan dat van de Ifé-beelden en de vroege Beninstukken. Het werkstuk werd als geheel zwaarder uitgevoerd en diende mede door zijn gewicht als houder van sierlijk bewerkte slagtanden van olifanten, die in het hoofd gestoken als geheel werden bijgezet op het huisaltaar van de oba en zijn familie. De hofdignitarissen mochten houten pendanten gebruiken, maar onder geen voorwaarde bronzen.
Op de bronsplakken met opgelegd reliëf ziet men voornamelijk voorstellingen betrekking hebbend op het dagelijks leven van de Bini, zoals de oba geflankeerd door hoffunctionarissen en soms ook bedienden en soldaten, welke laatsten altijd kleiner zijn afgebeeld dan de belangrijke figuren. Voorts treft men Portugese soldaten en handelaren aan. Dit laatste is niet vreemd, omdat de Portugezen de leveranciers van het brons waren. Bij de ingang van het paleis ziet men bronzen wachters, omringd door slangen, terwijl het dak gesteund wordt door palen versierd met oorlogsscènes, jachttaferelen en mythische dierfiguren.
Naast deze monumentale bronskunst vindt men veel ivoren sieraden en gebruiksvoorwerpen. De cultuur van Benin vond haar creatieve einde in de tweede helft van de 19e eeuw. Het contact met Europa bracht echter wel een nieuwe bloei, vooral in houten en messingprodukten, kopieën van de oude glorie. Afb.p.123.
Litt. L.P.Pitt-Rivers, Antique works of art from Benin (1900); J.Marquart, Die Benin-Sammlung des Reichsmuseums für Völkerkunde (1913); L.H. Underwood, Bronzes of West Africa (1949); W. Fagg, Les merveilles de 1’art nigérien (1963); M. Palau-Marti, Le roi-dieu au Bénin (1964); J.Egharevba, A short history of Benin (1966).