(benaderde, heeft benaderd),
1. nader komen tot; van personen: aan boord komen, aanklampen: hij is zo moeilijk te van iemand die een slecht humeur heeft: hij is niet te benaderen vandaag, hij grauwt iedereen af;
2. (wiskunde) door berekening een waarde vinden die de werkelijke waarde nabijkomt; door het voortzetten van een berekening de waarde van iets met toenemende graad van nauwkeurigheid bepalen: tot in vijf decimalen benaderd, nauwkeurig tot in honderdduizendste delen^. (neologisme) iemand benaderen, zich tot hem wenden voor iets, polsen; komen tot, zich openstellen voor: hij benaderde deze muziek zonder enige kritische instelling;
4. (goederen) aanhouden, beslag leggen op (m.n. omdat ze te laag zijn aangegeven voor de accijns).