Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Bema

betekenis & definitie

[Gr., trede], o. (-s), ook: biema, spreekgestoelte; platform in een synagoge; in de Byzantijnse liturgie het priesterkoor.

In het oude Rome was het bema de plaats waar de pretor gezeten was; vandaar dat de naam gegeven werd aan de bisschopszetel en aansluitende zitbanken, die geplaatst waren in de yabsis van het christelijke kerkgebouw. In de Syrische kerkarchitectuur bouwde men het bema echter in het centrum van het schip. Het bema is bij uitstek de plaats van de verkondiging door het woord. In de Byzantijnse ritus werd het de naam voor het verhoogde deel van het kerkgebouw, waar zich altaar, cathedra en zitplaatsen voor de priesters bevinden ^priesterkoor); ook de yambo werd oudtijds wel bema genoemd.

< >