[ltal. bella donna, mooie vrouw], v. /m.,
1. (o.a. doodkruid, wolfskers, dolkruid of lijkbes), een overblijvende plant uit de familie van de nachtschaden; zie Solanaceae;
2. preparaat uit 1. Het galenisch preparaat van de plant Atropa belladonna wordt toegepast vanwege het gehalte aan alkaloïden van de atropinegroep, zie atropine.