(tot juni 1973: Brits-Honduras), autonome republiek binnen het Britse Gemenebest, op de oostelijke kust van Centraal-Amerika, 22965 km2, 120000 inw. Hoofdstad: zie Belmopan.
FYSISCHE GESTELDHEID
Het laagland in het noorden wordt door vele rivieren doorsneden, m.n. door de New River, de Belize en de Sibun; er zijn talrijke lagunen en meren. In het zuiden liggen de Maya Mountains, een opgeheven zeer oude graniet- en kwartsietmassa, geflankeerd door kalksteenbergen, met de karakteristieke erosievormen van de tropische karst. Hier en daar komen enkele hoge toppen voor, b.v. Victoria Peak (1100 m). Langs de gehele kust, 15 tot 60 km ervan verwijderd, strekt zich een keten uit van koraalriffen, atollen en kleine eilandjes; het Barrier Reef.
Belize heeft in het noorden een savanneklimaat, in het zuiden een tropisch regenwoudklimaat. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur in de bergen is ongeveer 22 °C. Het grootst is de relatieve vochtigheid in de kustzone (Belize City 78-91%). De noordoostpassaat zorgt voor verkoeling. De gemiddelde jaarlijkse regenval varieert van minder dan 150 cm in het noorden tot meer dan 400 cm in het zuiden. Belize ligt in de hurricanezone.
De natuurlijke begroeiing van Belize is zeer gevarieerd: tropisch oerwoud in de lage gebieden en subtropische bossen in hogere delen. Er groeien pijnbomen en ceders in de savannen. In het noordelijk deel komen verder veel struikgewas, graslanden en drassige gebieden voor. Veel boomsoorten hebben economische waarde: o.a. mahonie, sapodilla (soort chicle), cohunepalm (olie) en balsa.
In het wild komen de jaguar, de tapir en gordeldieren voor.
BEVOLKING
De bevolking van Belize is samengesteld uit een grote variëteit aan etnologische typen: 70% Creolen, 17% Maya-Indianen, 7% Black Caribs, 6% overige. De officiële taal is Engels. Godsdienst: 60% is rooms-katholiek, 40% is anglicaans.
ECONOMIE
De belangrijkste natuurlijke hulpbronnen van Belize zijn, naast de wouden, ongeveer 1 mln. ha uitstekend landbouwgebied, en een natuur die toerisme mogelijk maakt. Industrialisatie is economisch niet verantwoord.
In 1974 was de suikerproduktie (verbouw in hoofdzaak in het noorden) hoger dan ooit tevoren: ca. 90000 t met een waarde van VS $22,2 mln. De bananenteelt wordt uitgebreid. De citrusproduktie is ook belangrijk. De rijstproduktie ging achteruit. Maïs, bonen en rijst worden extensief verbouwd, voldoende voor eigen gebruik. De visvangst had in 1974 een exportwaarde van VS $2,2 mln.
De houthandel neemt nog slechts 10% van de export in beslag; suiker, citrusvruchten (heel, ingeblikt of als sap), bananen en vis ongeveer 80%. Bijna al het voedsel en alle aardolieprodukten moeten worden geïmporteerd.
In 1974 waren er 520000 toeristen met ongeveer VS $3,5 mln. aan deviezen. De bouw van hotels wordt gestimuleerd. Attracties zijn: koraalriffen, eilandjes (cays), zandstranden, bossen, wild, Mayaruïnes en het klimaat.
Verkeer. Lang zijn de rivieren de enige verbindingswegen geweest. Er zijn ongeveer 2000 km hoofdwegen. Belize City is de belangrijkste haven van het land en heeft een internationale luchthaven; binnenlandse vluchten worden verzorgd door Maya Airways en Pelican Airways.
STAATSINRICHTING
Bestuur. Op 1.1.1964 kreeg Belize intern zelfbestuur; Groot-Brittannië bleef verantwoordelijk voor Buitenlandse Zaken, Defensie, binnenlandse veiligheid en toezicht op Financiën. De wetgevende macht berust bij de National Assembly, bestaande uit de door de Britse Kroon benoemde gouverneur, tevens commandant van de strijdkrachten, en twee Kamers: het Huis van Afgevaardigden (18 leden) en de Senaat (8 leden). De uitvoerende macht berust bij het kabinet.
Belize zou direct onafhankelijk kunnen en willen worden, als Groot-Brittannië een defensiegarantie voor onbepaalde tijd wilde afsluiten, met het oog op de dreigende houding van Guatemala.
De munt is de Belize-dollar, gelijk in waarde aan £0,25.
ONDERWIJS
Onderwijs is verplicht tussen 6 en 14 jaar. Er zijn 199 lagere en 19 middelbare scholen; verder is er hoger beroepsonderwijs.
GESCHIEDENIS
Voor de prekoloniale geschiedenis Maya’s. De eerste Engelsen die zich in Belize vestigden waren schipbreukelingen (1638), later kwamen zeelui, ex-piraten en arme blanken van de Britse Westindische eilanden (o.a. van Barbados). Van de verschillende houthakkersnederzettingen (verfhout, later voornamelijk mahoniehout) werd Belize de belangrijkste. Voortdurende Spaanse aanvallen konden de Engelsen nooit definitief verdrijven, maar bleven voortduren, ondanks het verdrag met Engeland, waarbij Spanje de exploitatie toestond (1783), tot de Spanjaarden definitief verdreven werden (1798), waarna de kolonisten het gebied als Brits bezit beschouwden. De nederzetting bestuurde zichzelf onder toezicht van Engeland. Na de onafhankelijkheidsoorlogen erkenden Mexico (1826) en Guatemala (1859) de Britse aanspraken, maar kwamen daar beide op terug met het argument dat zij in de oude Spaanse rechten op Midden-Amerika (via de Brits-Spaanse overeenkomsten in de 17e en 19e eeuw) waren getreden.
Guatemala wenst dit gebied om een haven aan de Caribische Zee te hebben. In 1862 werd de ‘settlement of Belize’ de kolonie Brits-Honduras, en in 1871 op eigen verzoek een kroonkolonie, waarmee het de traditionele interne autonomie opgaf in de hoop daarmee uit de economische depressie te komen, die echter tot na de Tweede Wereldoorlog aanhield. Sindsdien tracht men met behulp van ontwikkelingsprojecten de economie die nog altijd op de houtexport dreef, te diversificeren. In 1954 werd algemeen kiesrecht ingevoerd, in 1964 verkreeg Brits-Honduras zelfbestuur. De onafhankelijkheid wordt vertraagd door de aanspraken van Guatemala, waarbij de VS tevergeefs trachtten te bemiddelen (1968). De bevolking van Belize weigert een samengaan met Guatemala wegens de verschillen in afkomst (afstammelingen van negerslaven versus mestiezen), taal (negerengels, veel gelijkend op dat van Jamaica, versus Spaans) en cultuur (overeenkomend met die van de Britse Westindische eilanden versus Ibero-Amerikaans). Belize is lid van het Gemenebest, was lid van de Caribbean Free Trade Association (CARIFTA) en eveneens van de daaruit gegroeide economische gemeenschap, zie Caribbean Common Market.
LITT. Burdon, Archives of British Honduras (3dln. 1931-35); S.L. Craiger, British Honduras, past and present (1951); P.E. James, Latin America (1969);B. Floyd, Focus on British Honduras (Belize) (1970); The South American Handbook (1975).