m. (-s), instrument of hulpmiddel voor het bepalen van een goede belichtingstijd bij fotografische kopieertechnieken of voor de vervaardiging van een fotografisch negatief, resp. diapositief.
In eenvoudige vorm is de belichtingsmeter een actinometer. Bij de optische belichtingsmeter wordt de helderheid van het door het onderwerp teruggekaatste licht gemeten op grond van de eigenschap van het menselijk oog, dat helderheidscontrasten pas bij een gemiddelde grens kan waarnemen, b.v. door het doen waarnemen van een nog juist leesbaar cijfer uit een reeks die afnemend lichtdoorlaatbaar is; deze meting is vrij subjectief ten gevolge van de persoonlijke ooggevoeligheid.
Tot de meest exacte belichtingsmeters behoren de vergelijkende fotometers, waarmee de helderheid van een onderwerpsdetail vergeleken wordt met een in het instrument ingebouwde vergelijkingslichtbron. Het gebruikelijkst in de fotografie is de elektrische belichtingsmeter, beter: foto-elektrische belichtingsmeter. Deze bestaat in beginsel uit een fotocel, waarin een elektrisch spanningsverschil optreedt als er licht op het celoppervlak valt (tot een stroomdichtheid van ca. 0,01 mA/cm2). Bij toenemende lichtintensiteit neemt de stroomdichtheid toe, hoewel niet in lineaire functie; deze wordt met een micro-ampèremeter gemeten, waarbij de naald meestal ingang biedt tot een rekenschijfjessysteem, waarmee de juiste sluitertijd afgelezen kan worden bij een gekozen diafragma en lichtgevoeligheid van het materiaal. De meter kan ook de juiste diafragma-instelling van filmcamera’s aangeven uitgaand van de filmsnelheid, en een lichtwaardenschaal bezitten. Deze belichtingsmeter kan ook ingebouwd zijn in de fotocamera en dan gekoppeld worden met het sluitermechanisme; door dit laatste te verstellen brengt men in de meter een naald tot dekking met de meternaald, waarna de sluiter zonder meer ingesteld staat op de juiste belichting (zgn. automatic camera's).
De foto-elektrische belichtingsmeter bezit vóór de fotocel een inrichting, waardoor alleen licht recht daarvoor toegelaten wordt van een zelfde omvang als van de gemiddelde beeldhoek van de camera. Deze zijde richt men op het onderwerp, waardoor het hierdoor teruggekaatste licht gemeten wordt. Men noemt dit reflectie-lichtmeting; het is de meest gebruikelijke. Over de fotocel-opening kan een diffusiekapje geplaatst worden, waarbij de meter juist gericht wordt op de lichtbron die het onderwerp verlicht (meter met kapje richten op het camera-objectief). Dit is opvallend-lichtmeting, waaraan de voorkeur gegeven moet worden bij onderwerpen met zeer grote contrasten.