op 28.3.1925 te Brussel gesloten verdrag tussen Nederland en België (goedgekeurd in België bij wet van 16.8.1926, Stb. 27.
7. 1929). Het verdrag regelt de territoriale rechterlijke bevoegdheid, het faillissement en het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten. Ingevolge dit verdrag kan een rechterlijke beslissing, in een van beide staten gewezen, ten uitvoer worden gelegd in de andere staat, nadat in die staat een exequatur (uitvoerbaarverklaring) is verleend door de rechtbank van het arr. waar de beslissing geëxecuteerd moet worden.