(Amer. investment analysis), v./m., een specialisatie van de economie die zich bezig houdt met de problematiek van het beleggen.
De beleggingsleer, bestaande uit o.a. bedrijfseconomische en sociaal-economische elementen, is vooral in de VS tot grote ontwikkeling gekomen, gevolgd door Groot-Brittannië, maar vindt thans vooraanstaande beoefenaren in vele landen. Zij zijn veelal in nationale organisaties van beleggings- of financiële analisten georganiseerd, die internationaal samenwerken. Een onderdeel van de beleggingsleer vormt de effectenanalyse (VS: security analysis), die in het bijzonder is gericht op de anal se en waardebepaling van effecten en de selectie daarvan voor beleggingsdoeleinden. Bij de analyse van aandelen e.d. onderscheidt men wel de zgn. ‘fundamentele methode’, die zich bij de waardebepaling en selectie baseert op gegevens en vooruitzichten voor de desbetreffende onderneming en bedrijfstak, winst- en dividendgrootte en -prognoses, intrinsieke waarde, marktpositie, managementbeoordeling, koers-winst-verhouding enz. en de ‘technische analyse’ (b.v. ‘chart reading’ waarvan verschillende methoden bestaan), die in het bijzonder aandacht besteedt aan de koersontwikkeling ter beurze in de voorafgaande tijd, in de historische koers- en omzetbewegingen, grafisch wetmatigheden tracht te ontdekken en hieruit conclusies trekt voor de toekomstige koersontwikkeling. Anderen leggen een nauw verband met de geld-, krediet- of liquiditeitsontwikkeling in een land of beschouwen de fundamenteel berekende waarde als een centrale tendentie (groeilijn) en gebruiken de technische analyse of waarschijnlijkheidsberekening om tot conclusies te komen omtrent de ontwikkeling rond de trend. Tot de effectenanalyse behoort uiteraard ook de analyse van obligaties, obligatierendementen enz.; niet alleen betekent dit een diepgaande analyse van macro-economische omstandigheden in verband met de te verwachten renteontwikkeling, maar bovendien vraagt zij een diepgaande kennis van de financiële rekenkunde.
In de laatste decennia is verder o.a., vooral onder invloed van H.M. Markowitz, de portfolio analysis met betrekking tot de samenstelling van een optimale beleggingsportefeuille tot ontwikkeling gekomen, die sterk mathematisch georiënteerd is, computergebruik noodzakelijk maakt en bovendien van veel verderreikende betekenis is (o.a. monetaire theorie en financieringstheorie).
LITT. H.P.M.van Ravestijn, Beleggen in obligaties, aandelen en onroerend goed (1970); H. Waschkowski, Prognose von Aktienkursen (1971); H.Levy en M.Sarnat, Investment and portfolio analysis (1972); J.H.Lorie en M.T.Hamilton, The stock market (1973); J.Mossin, Theory of financial markets (1973).