ekroop, heeft bekropen),
1. naar iets toekruipen, heimelijk naderen om aan te vallen: de vijand bekruipen; het wild bekruipen, op een bedekte wijze naderen;
2. (fig.) van aandriften of aandoeningen: de lust bekroop mij, kwam langzamerhand, ongemerkt bij mij op; de angst bekroop mij, kwam langzaam over mij.