. en bw. (-er, -st),
1. niet ruim: wonen, niet voldoende ruimte hebben; wij zitten hier bekrompen, te dicht op elkaar, benauwd;
2. bekrompen leven, zich in zijn uitgaven moeten beperken, min of meer armoedig;
3. bekrompen verstand, beperkt, klein, kortzichtig; bekrompen mensen, niet ruim en breed van opvatting, m.n. op ethisch en sociaal gebied, kleingeestig; bekrompen denkbeelden, blijk gevende van kleingeestigheid.