o. (-s), bekleedsel van papier of weefsel (eertijds ook leder) op de wanden van vertrekken aangebracht.
In vroegere tijden bedekte men de wanden van zijn woning met tapijten, soms met bewerkt leder, pas in de 17e eeuw werd in Europa het behangselpapier bekend. Veel later kwam dit algemeen in gebruik. Behangsel in de vorm van tapijt of grasweefsel vond men reeds bij de oude Egyptenaren, later ook bij de Romeinen. Bedekking met bewerkt leder was bij de Moren bekend, die het in Spanje invoerden (Corduaans leder), waarvandaan het navolging vond in Venetië, Frankrijk en de Nederlanden (Mechelen). Overigens waren in deze tijden de stoffen behangsels (zijde, bedrukt katoen, fluweel, trijp) reeds in opkomst. Deze verdrongen het leder in de 18e eeuw.
Het behangselpapier was bekend geworden door de voc, die het uit China meebracht. Na de uitvinding van de eerste behangselpapierdrukmachine (1785) stichtte I.C.Arnold in 1789 in Kassel de eerste grote drukkerij. De uitvoering van behangsel was steeds aan mode onderhevig. In de 19e eeuw waren de panoramabehangsels en ook de scèneschilderingen zeer in trek. In de 20e eeuw kwam het papier met artistieke kleur- en lijnontwerpen, alsmede het zuiver effen behangsel. Na 1950 is er weer een neiging om oude ontwerpen en oude drukprocédés over te nemen.
Behangselpapier wordt in verschillende kwaliteiten, kleuren en dessins gefabriceerd en komt in de handel voor in rollen van 7,50 m lengte en 0,56 m, in België 0,53 m, breedte. Het goedkoopste en een veelgebruikt behangsel is het naturelpapier. Dit wordt reeds als brij bij de fabricatie gekleurd; het heeft daardoor aan beide zijden dezelfde kleur als het onbedrukt is. Wordt dit met een patroon bedrukt, soms in meer dan één kleur, dan krijgt men het gewone, bedrukte naturelpapier, dat aan de achterzijde de grondkleur van de voorzijde heeft. Is echter het papier aan de voorzijde met een grondkleur bestreken om een gekleurd_fond te krijgen, dan noemt men het gegrondeerd. Is het bij het effenen onder de wals glanzend geworden, dan spreekt men van gesatineerd papier, in tegenstelling tot mat gegrondeerd papier. Ingrainpapier noemt men een enigszins ruwe papiersoort, waarbij tijdens de fabricatie een laag geverfde papierstof met een laag ongeverfde is samengewalst, waarmee zijde geïmiteerd wordt.
Behalve zijde heeft men ook fluweel geïmiteerd: het zgn. veloutépapier. Men imiteert ook weefsels of leder in het papier (reliëfpapier). Soms voorziet men het behangselpapier van een motiefpersing d.m.v. een gaufreerkalander. Afwasbare papieren worden voorzien van een waterafstotend laagje, maar dit kan ook worden verkregen door toevoeging van watervaste bindmiddelen. Bepaalde soorten worden bij de fabricatie op de keerzijde reeds van een kleefstof voorzien, die slechts bevochtigd behoeft te worden om het te kunnen plakken. Behangsel met papier als basis wordt in de duurdere, zeer goed afwasbare soorten vervangen door vinyl..
LITT. Rath en Doodeheefver, Alles over behang (3e dr. 1969).