v. (-en),
1. het begeleiden;
2. muziek waarmee een instrumentale solo of zangstem begeleid wordt;
3. konvooi, escorte.
In de muziek is begeleiding (Fr. accompagnement) de partijen of stemmen die het solo-instrument of de solostem ondersteunen en door de aanvulling het harmonisch geheel van een compositie volmaken. In de manier van begeleiding bestaat grote verscheidenheid: de zangstem wordt bij de voordracht van liederen gewoonlijk begeleid door de piano, vroeger ook door luit of gitaar. Vele zang- en instrumentaalsoli moeten worden begeleid door een groot of klein ensemble.
In de loop van de muziekgeschiedenis heeft de begeleiding verschillende functies gehad. In de middeleeuwen en de renaissance bestond de begeleiding (zo er al een instrumentale begeleiding aan een vocale compositie werd toegevoegd) voornamelijk uit het meespelen of aanvullen van de vocale partijen: een organist was bedreven in het spelen uit de verschillende stemboekjes. In de barok nam de continuospeler op het orgel, het clavecimbel, de harp of de luit - de begeleiding van de solostem, het solo-instrument, het vocale of instrumentale ensemble voor zijn rekening. Al improviserende werkte hij de basso continuo uit, waardoor volledige harmonieën ontstonden. Na 1800 won de piano als begeleidingsinstrument terrein. Het romantische sololied had zijn bloei niet weinig te danken aan de expressiviteit van de pianobegeleiding. Ook dient hier gewezen te worden op het belang van de orgelbegeleiding voor het protestantse kerklied en van de orkestbegeleiding in de opera- en oratoriumpraktijk.