Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Beerling

betekenis & definitie

Reiner Franciscus Beerling, Ned. filosoof, *7.4.1905 Gorinchem. Beerling was voor hij ging studeren (filosofie, geschiedenis en sociologie) werkzaam als journalist.

In 1945 promoveerde hij op het proefschrift Moderne doodsproblematiek. Van 1946-58 was hij hoogleraar filosofie, eerst aan de Nooduniversiteit, later aan de Universitas Indonesia (Batavia).In 1958 werd hij leraar geschiedenis te Amsterdam en hoogleraar wijsgerige sociologie (later ook geschiedenisfilosofie) te Leiden. In 1973 ging hij met emeritaat. Werken: Antithesen (1935), Crisis van de mens (1938), Protestantisme en kapitalisme (1946), Onsokratische gesprekken (1949), Het wankelende Westen, Nietzsche en de kritiek op de Europese cultuur (1950), Kratos, studies over macht (1956), De list der rede in de geschiedenisfilosofie van Hegel (1959), Heden en verleden (1962), Wijsgerig-sociologische verkenningen (2 dln. 1964-65), De transcendentale vreemdeling (1965), Ideeën en idolen, autobiografisch in- en uitgeleid (1969), Argumenten, sceptisch en antisceptisch (1972), Sociologie en wetenschapscrisis (1973), Wittgenstein geeft te denken (1974).

< >