m. (-s), in de fotografie het cirkelvormige deel van het beeld, dat voldoende vrij van afbeeldingsfouten is om fotografisch bruikbaar te zijn, en waarvan het middelpunt samenvalt met de optische as van het objectief dat dit beeld levert.
Veel camera’s gebruiken hieruit een rechthoek of vierkant, waarvan de beeldcirkel praktisch de omschrijvende cirkel is. In technische camera’s, waar een asymmetrische plaatsing van het rechthoekig beeldkader ten opzichte van de optische as noodzakelijk kan zijn (b.v. onthoeken), is een objectief met een grotere beeldcirkel (zie groothoekobjectief) vereist.