Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bedelarij

betekenis & definitie

v., in het openbaar voor zichzelf aalmoezen vragen.

In de middeleeuwen (en thans nog in de oosterse en primitieve samenlevingen) wordt men veelal met een zekere desorganisatie geconfronteerd, die op tradities berust en als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Zo werd (en wordt) ook bedelarij getolereerd. Zij wordt niet alleen bevorderd door ongunstige economische factoren (oorlog, rampen e.d.), maar ook door onbedachtzame wijze van verdeling van aalmoezen en ondersteuningen. Het christendom had ten opzichte van de bedelarij een ambivalente houding: enerzijds werden bedelaars op grond van naastenliefde op een veelal ondoelmatige wijze ondersteund, anderzijds werden zij veracht en aan strenge straffen, verbanning en andere repressieve maatregelen onderworpen. De bedelarij werd daardoor niet in haar wortel aangetast, maar eerder aangemoedigd. In de middeleeuwen ontstonden zelfs vakorganisaties van bedelaars, o.a. in Parijs, die de activiteiten van beroepsbedelaars op een opmerkelijk rationele wijze wisten te organiseren en zonodig allerlei terroristische acties konden ontketenen.

Nederland.

Bedelarij is, indien zij in het openbaar geschiedt, als overtreding strafbaar met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen (art. 432 WStr); indien zij wordt gepleegd door drie of meer personen ouder dan 16 jaar, is een hechtenis mogelijk van ten hoogste 3 maanden (art. 433 WStr). Indien hij, die zich aan bedelarij schuldig maakt, tot werken in staat is, kan hij bovendien worden veroordeeld tot plaatsing in een rijkswerkinrichting voor ten hoogste 3 jaar (art. 434 WStr). Deze regeling heeft meermalen aan kritiek blootgestaan. Het aantal veroordelingen wegens bedelarij neemt voortdurend af dank zij ouderdoms- en sociale voorzieningen.

België.

De wet van 27.11.1891 tot beteugeling van de landloperij en de bedelarij heeft bedelarij principieel buiten het strafrecht geplaatst. In plaats daarvan werd een systeem van beveiligingsmaatregelen ontworpen. Wetgevende initiatieven van de laatste jaren zijn erop gericht het niet-repressief karakter van de beveiliging van de maatschappij tegen bedelarij te beklemtonen; zo spreekt men niet meer van beteugeling van bedelarij, maar van bescherming van de maatschappij tegen ‘maatschappelijk onaangepasten’. In afwachting van een volledig vernieuwde wetgeving blijft de wet van 1891 (licht gewijzigd door de wet van 6.8.1971) gelden. De wet maakt onderscheid tussen bedelaars van beroep (art. 13) en de gelegenheidsbedelaars (art. 16).

Beroepsbedelaars worden 2—7 jaar opgesloten in een bedelaarsgesticht, gelegenheidsbedelaars worden geïnterneerd in een toevluchtshuis. Vervroegde invrijheidstelling door de minister van Justitie is mogelijk en wordt in feite toegestaan zodra zij door hun arbeid een zeker bedrag verdiend hebben. In de praktijk bestaat er geen verschil meer in behandeling tussen bedelaars geïnterneerd in bedelaarsgestichten en die in toevluchtshuizen. De artt. 342—345 van het StWbk voorzien nochtans straffen voor bedelaars, wanneer zij verwondingen of gebrekkelijkheden voorwenden, in een woning binnendringen, verkleed zijn, valse papieren, wapenen of inbrekersmateriaal op zich dragen, dreigen of geweld gebruiken. Bedelarij is in die omstandigheden een misdrijf.

< >