[Amer.], m., een Amerikaanse jazzstijl, die ontstond uit de muzikale en sociale situatie van de jaren veertig van de 20e eeuw.
De jazz was rond die tijd voor een groot deel verzand in commerciële routine. Naast een poging om de jazz nieuw leven in te blazen was de be-bop ook een uitdrukking van verzet tegen de onderdrukking van de neger in Noord-Amerika. In jam sessions (geïmproviseerde jazzconcerten) experimenteerden jonge negermusici als de trompettist Dizzie Gillespie, de altsaxofonist Charlie Parker en de pianist Thelonious Monk met nieuwe muzikale ideeën. Hun nieuwe stijl bracht wezenlijke vernieuwingen in de melodie en het ritme van de jazz. De be-bop is een nerveuze, onrustige muziekstijl, die gekenmerkt wordt door een zeer snelle toon- en ritmewisseling, dissonerende akkoorden en luide uitroepen van zinloze syllaben (be-bop is een klanknabootsend woord en werd gebruikt bij het zingen van melodieën zonder woorden). Deze nieuwe jazzstijl werd vooral beoefend door combo’s en kleine ensembles, ook door de big band van Gillespie.