Bauhütte - [Du., oorspronkelijk het onderkomen en de werkplaats van de arbeiders die betrokken zijn bij een bouw, Ned.: bouwloods], in de late middeleeuwen in Duitsland de organisatievorm van de steenhouwers die zich vandaar over heel WestEuropa verbreidde. Een Bauhütte was een werkplaats bij een kathedraal, waaruit langzamerhand een door de bouwmeester gevormd organisatiecentrum van de bij de bouw betrokkenen ontstond, die zich tot een gildeachtig genootschap verbonden, tot bescherming van hun vak en vakgeheimen, en tot onderlinge hulp. Aanvankelijk waren deze Bauhütten plaatselijk; in de latere middeleeuwen verbond men zich meer om overwoekering door de gilden tegen te gaan. In 1459 vond een grote bijeenkomst van alle Bauhütten te Regensburg plaats.
Daar werden uniforme reglementen opgesteld. Zij werden door keizer en paus bekrachtigd; de Bauhütte van Straatsburg werd als leidend orgaan erkend. De leden van een Bauhütte waren vrij van burgerlijke plichten in de plaats van hun werk (in tegenstelling tot de gilden). De leden van een Bauhütte onderscheidden zich door een bijzondere dracht en leefden volgens een bepaald ritueel. Na de Reformatie gingen de Bauhütten achteruit. Formeel werden zij in 1731 opgeheven.
LITT. F.Ried, Die Organisation einer Bauhütte (diss. 1939).