o., (ook: grondstofwisseling), de stofwisselingsintensiteit die onder omstandigheden van zo volledig mogelijke rust plaatsvindt om de energie te leveren om de primaire functies van ademhalingsorganen, bloedsomloop, lever, nieren, centrale zenuwstelsel e.d. mogelijk te maken.
Naast het basaalmetabolisme onderscheidt men het actief metabolisme: een toestand waarin het organisme activiteiten vertoont die boven die van de rusttoestand uitgaan. Het basaalmetabolisme wordt meestal uitgedrukt in calorieën per 24 uur. Indien dergelijke metingen bij de mens worden uitgevoerd, gaat men uit van een zo volledig mogelijke rusttoestand (verkregen door 36 uur zonder enige eiwitopname, 12 uur zonder enige voedselopname, de laatste uren zonder zware lichamelijke arbeid, en ca. 20 minuten rustig liggen bij een temperatuur van 18 °C, gekleed en toegedekt). Het basaalmetabolisme bedraagt voor de gemiddelde volwassen mens ca. 1 calorie per minuut, dus 1440 calorieën per etmaal. De uitkomst varieert met leeftijd, geslacht, gewicht, lengte e.d. Afwijkingen komen voorbij bepaalde stofwisselingsziekten (zie schildklier).
Bij warmbloedige dieren is het basaalmetabolisme ook afhankelijk van ritmische veranderingen, die door milieucondities als licht (dag- en nachtritme) en seizoen worden opgeroepen. Bij koudbloedige dieren (zie poikilotherm) volgt de lichaamstemperatuur die van de omgeving, die daarmee dus ook hun stofwisselingsactiviteit beïnvloedt. Bij deze dieren kan niet van een zelfde basaalmetabolisme worden gesproken zoals bij warmbloedigen, die een constante lichaamstemperatuur hebben.