Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Barth, karl

betekenis & definitie

Zwitsers theoloog, *10.5.1886 Bazel, †9.12.1968 Bazel. Barth werd predikant, in 1921 hoogleraar te Göttingen, in 1925 te Münster, in 1929 te Bonn, in 1935 te Bazel.

Hij gaf leiding aan de Bekennende Kirche. Zijn weigering de ambtseed aan Hitler af te leggen dwong hem Duitsland te verlaten.Zijn dialectische theologie, die m.n. door Kierkegaard en paulinische beginselen wordt gedragen, was allereerst een reactie tegen het cultuurprotestantisme van de 19e-eeuwse theologie, waarin het kwalitatieve verschil tussen God en mens zijns inziens verloren ging. God is alleen door God kenbaar. Vandaar dat de nadruk valt op Gods zelfopenbaring. Barths theologie wil een theologie des Woords zijn. Het vleesgeworden Woord staat daarbij centraal: Gods zelfopenbaring in Christus is het einde van onze religieuze projecties.

Barth heeft de hele christelijke dogmatiek christocentrisch herschreven; men kan volgens hem niet buiten Christus om over God, schepping, verkiezing, rechtvaardiging of geloof schrijven of spreken. In de jaren dertig en veertig beheersten Barths probleemstellingen de theologie van zijn medestanders, maar ook van zijn tegenstanders. Barth sprak zich sinds zijn verzet tegen het nazisme regelmatig op politiek terrein uit; hij was een tegenstander van het communisme, maar was van mening, dat het anticommunisme een grotere verleiding voor de Kerk en de westerse christenheid was en nam dus vaker stelling tegen dit anticommunisme, evenals tegen de atoombewapening. Werken: Der Römerbrief (1919), Credo (1935), Kirchliche Dogmatik (in vele delen, onvoltooid), Einführung in die evangelische Theologie (1967).

LITT. G.C. van Niftrik, Een beroerder Israëls (1948); A.J. Bronkhorst, K. Barth (1953): G.C. Berkhouwer, De triomf der genade (1954); J.J. Buskes, K.

Barth (1965); F.W. Marquardt, Theologie und Sozialismus, das Beispiel Karl Barths (1972).

< >