Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Barrevoeter

betekenis & definitie

m. (-s), kloosterling die geheel barrevoets of slechts op sandalen loopt.

Barrevoets gaan was in de bijbel een teken van armoede, nederigheid, eerbied of van boete. Bij de eerste asceten bestond de gewoonte om blootsvoets te gaan. In de 4e eeuw ontstond een sekte die met een eenzijdig beroep op enkele teksten uit de bijbel het dragen van schoeisel als zondig beschouwde. Een letterlijke interpretatie van Christus’ reisvoorschriften aan zijn leerlingen (Matt. 10,10) bracht in de 11e en 12e eeuw (de tijd van de armoedebeweging) rondtrekkende predikers ertoe om blootsvoets te gaan. Franciscus van Assisi legde het aan zijn volgelingen op. Vele observantenbewegingen namen deze gewoonte over: ongeschoeide karmelieten, kapucijnen enz. Bij de kloosterlingen is de gewoonte geheel in onbruik geraakt.

< >