m. (-stelen), verkorte smalle dwarsbalk met drie of meer hangers (rood of blauw), in de bovenhelft van een wapenschild over de andere figuren heen geplaatst.
De barensteel of lambel was mogelijk oorspronkelijk een lapje dat de bovenste helft van een familiewapen bedekte om aan te geven dat men de eventuele opvolger van de aanvoerder in de strijd tegenover zich had; anderen zien hierin een toernooikraag die echter ook voor hetzelfde doel werd gebezigd. De barensteel wordt veelal gebruikt om een -»-breuk aan te duiden, maar komt ook als zelfstandig embleem voor. In de Engelse heraldiek komt de barensteel ook veel ‘gebroken’ voor om verdere afstammingslijnen aan te geven, waartoe kleine emblemen op de hangers worden aangebracht.
LITT. R.T.Muschart, De barensteel in wapens, zijn betekenis en toepassing (in: De Nederlandsche Leeuw, 1938-39).