m. (-s), wild rund.
De banteng, Bibos javanicus, komt voor in Zuidoost-Azië (Birma, Malakka, Borneo, Java, uitgestorven op Sumatra). Het is een fijn gebouwd rund, gekenmerkt door een lange hoge schoft (zonder bult) en een verhoornde wrong tussen de hoorns. Volwassen stieren zijn donkerbruin tot bijna zwart, koeien en kalveren zijn roodbruin; bij beide geslachten zijn zowel de achterdelen als de poten wit. De schouderhoogte beloopt ca. 1,70 m. In het wild is de banteng, die zowel bos als meer open terrein bewoont, hier en daar al zeer zeldzaam geworden (Java) en behoort tot de meest bedreigde runderen in Azië. Het dier is echter gemakkelijk in dierentuinen te fokken. Het Bali-rund (voornamelijk op Bali, maar ook op Java en elders) is de huisdiervorm van de banteng.
LITT. W.C.P.Meijer, Das Balirind (1962).