[ltal. banco rotto],
1. zn. o. (-en), >bankbreuk; (bij uitbr.) faillissement, staking van betalingen: frauduleus bankroet, bedrieglijke bankbreuk; (fig.) ineenstorting, fiasco: het bankroet van het fascisme;
2.bn., in staat van faillissement verkerend, failliet: bankroet gaan, zijn betalingen staken; die zaak is bankroet.