Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bankrestrictie

betekenis & definitie

v. (-s), tijdelijke ontheffing van een circulatiebank van de verplichting tot inwisseling van haar bankbiljetten.

De term is in gebruik gekomen toen het bij besluit van de Privy Council van 26.2.1797 aan de Bank van Engeland verboden werd om betalingen in specie te verrichten. Dit besluit werd bevestigd bij de Bank Restriction Act van 3.5.179

7. De maatregel was bedoeld als een van zeer tijdelijke aard teneinde financiële en economische moeilijkheden volgende uit de oorlog tegen Frankrijk te boven te komen. De bank hervatte haar speciebetalingen in volle omvang op 1.5.182
1. Ook bij andere circulatiebanken hebben dergelijke opschortingen van de inwisselplicht herhaaldelijk plaatsgehad. In Nederland vond opschorting van inwisselbaarheid van de biljetten van de Ned. Bank plaats op 30.9.1936, in verband met het verlaten van de gouden standaard.

Sedert de Bankwet van 1948 is de inwisselplicht geheel vervallen. In België werd de inwisseling van bankbiljetten in goud stopgezet op 4.8.1914, waardoor dus een ametallistisch geldstelsel ontstond. Deze toestand duurde tot 192

6. Na een tijdelijke opschorting bij de wet van 30.3.1935 (afgeschaft bij KB 273 van 31.
3. 1936) kwam aan de verplichting tot inwisseling definitief een einde op 10.5.1940. De wet van
1
2. 4.1957 betreffende het muntstatuut bepaalt dat de Nationale Bank van België slechts tijdelijk is ontheven van de verplichting haar bankbiljetten in specie terug te betalen. De koning kan aan die vrijstelling een einde maken.

< >