Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bangla desj

betekenis & definitie

(Bengaalse Natie), republiek in Zuid-Azië, 142 776 km2, ca. 72 mln. inw. Hoofdstad: Dacca.

Het land is bijna geheel omgrensd door India, behalve in het zuidoosten waar het aan Birma grenst.Ten zuiden van Bangla Desj ligt de Golf van Bengalen. Recente statistische gegevens kunnen voorlopig vaak slechts op schattingen berusten.

FYSISCHE GESTELDHEID

Reliëf. Vrijwel het gehele land wordt ingenomen door de laaggelegen, vlakke, uit een dikke laag slib opgebouwde delta van Ganges en Brahmaputra. In het noordelijke, oudste deel van de delta kunnen verschillende terrasniveaus worden onderscheiden. Tegen de noordgrens, bij Sylhet, beginnen de voetheuvels van het Khasigebergte. Alleen in het uiterste zuidoosten kent Bangla Desj een heuvellandschap met noord-zuid lopende ketens van 600 tot 900 m hoogte.

Afwatering. De belangrijkste oostelijke tak van de Ganges (hier ook Padma = Lotus geheten) stroomt binnen bij Rajshahi. Voorbij Pabna voegt de Jamuna (de huidige belangrijkste loop van de Brahmaputra) zich bij de Ganges, die vervolgens bij Chandpur nog water ontvangt van de in het Khasigebergte ontspringende Meghna. De delta bestaat uit een warnet van zich steeds verplaatsende en verbredende getijdekreken aan de Golf van Bengalen. Ten westen van de huidige delta ligt de dichtgeslibde vroegere delta. De rivieren treden elk jaar buiten hun oevers gedurende de regentijd, die samenvalt met het afsmelten van de sneeuw op de Himalaja. In het zuidoostelijke heuvelland volgen de rivieren de lengtedalen: alleen de grootste rivieren hebben de bergruggen kunnen doorbreken, zoals de Karnaphuli, die bij Chittagong in zee uitmondt.

Klimaat. Bangla Desj heeft een warm en vochtig klimaat, met door het optreden van de zuidwestmoesson (juli tot september) een natte en een droge tijd. De hoogste neerslag valt in het zuidoostelijke heuvelland, langs de zuidkust en tegen de noord-oostgrens in de voetheuvels van het Khasigebergte. Hier valt meer dan 2000 mm per jaar (Sylhet: 3925 mm). In het drogere westen valt nog 1200 mm per jaar. De temperatuur bedraagt ’s zomers 26 ° tot 30 °C en ’s winters 15° tot 21 °C.

In het zuidoostelijke heuvelland zijn de temperaturen gemiddeld 5 °C lager. Het land wordt regelmatig geteisterd door cyclonen en vloedgolven.

Flora. De natuurlijke vegetatie is nagenoeg verdwenen. Slechts 16 % van de oppervlakte is nog met tropisch regenwoud bedekt: het zuidoostelijk heuvelland, het oude deltagebied en het Madhupurgebied tussen de Jamuna en de Meghna. In het oude deltagebied is de sundari de belangrijkste boom, die aan dit gebied ook de naam Sundarbans gegeven heeft. Langs de kust groeit mangrove.

Fauna. In de Sundarbans komt nog de Bengaalse tijger voor en een soort krokodil. In de dunbevolkte en beboste heuvelgebieden leven olifant, neushoorn, luipaard, tijger en sambharhert. Ook komen in Bangla Desj pythons en cobra’s voor.

BEVOLKING

Bijna de gehele bevolking hoort tot de Bengali (98 %) met als taal het Bengali (Bangla) dat een eigen schrift heeft. Een belangrijke minderheid vormen de Bihari (ca. 311 000 Urdusprekende moslims en ca. 140 000 Hindisprekende hindoes). Andere minderheden zijn de Oriya (ca. 13 000 arbeiders op de theeplantages in het noorden), de Santali en Oraon in het noordwesten (ca. 66 000 en 55 000) en de Garo, Manipuri en Khasi in het noordoosten (ca. 84 000, 19 000 en 11 000). Een belangrijke groep minderheden woont in het zuidoostelijke heuvelland: de Tjakmas (ca. 100 000) en Tontsongya (ca.

10 000), de Moghs of Marmas (ca. 100 000), de Tipperas (ca. 30 000) en de Mizos (ca. 23 000). Over het bevolkingsgetal zijn slechts grove schattingen mogelijk. Die voor 1973 lopen uiteen van 70 tot 75 mln. De bevolkingsdichtheid is het grootst in de districten Dacca en Comilla (683 en 654 inw. per km2) en het dunst in de Chittagong Hill Tracts (29 inw. per km2). De grootste steden zijn: Dacca (1,3 mln.), Chittagong (ca. 470 000), Khulna (ca. 436 000) en Narayanganj (ca. 370 000). Slechts 5,2 % van de bevolking woont in de steden. Uit Dacca zijn begin 1975 ca. 200 000 bewoners van krottenwijken verplaatst naar het platteland en gedeeltelijk in kampen ondergebracht.

Godsdienst. De meerderheid van de bevolking belijdt de islam (80 %). Een belangrijke minderheid is hindoe (19 %). In het zuidoostelijke heuvelland wonen ca. 400 000 boeddhisten (1 % van de totale bevolking, maar ca. 70 % van de bevolking van dat gebied). Verder zijn er nog ca. 150 000 christenen en ca. 47 000 mensen met andere godsdiensten.

Gezondheidszorg. In 1973 waren er ca. 13 000 ziekenhuisbedden. In 1969 waren er 7900 artsen (ca. 7545 inw. per arts), 13 tandartsen, 149 apothekers. De zuigelingensterfte is hoog: 237 ‰. Een veel voorkomende ziekte is cholera.

Pers en radio. In 1965 verschenen er 24 dagbladen, 78 weekbladen en 152 maandbladen. Een gedeelte hiervan is in het Engels. In febr. 1975 zijn een aantal kranten opgeheven. Radiostations te Dacca, Chittagong, Rajshahi, Sylhet en Rangpur kunnen 95 % van de bevolking bereiken. Te Dacca staat een televisiezender met een bereik van ca. 60 km.

ECONOMIE

De economie is voornamelijk agrarisch. Het inkomen per hoofd van de bevolking is zeer laag. Sinds 1971 is de economische situatie steeds verslechterd door een aantal factoren: de onafhankelijkheidsoorlog, de overstromingen, de hoge grondstoffenprijzen (m.n. van aardolie), de snelle bevolkingsgroei. De belangrijkste landbouwprodukten, rijst en jute, worden veelal via smokkel naar het buitenland verkocht.

Landbouw. 76 % van de beroepsbevolking werkt in de landbouw. Een groot probleem is de sterke versnippering van de grond. (Een bedrijf van 2 ha wordt nog rendabel geacht, éénderde van de bedrijven is kleiner dan 1 ha.) Het belangrijkste voedselgewas is rijst (12,8 mln. t in 1969/70); de gemiddelde produktie is 10 mln. t per jaar. Er zijn drie rijstoogsten mogelijk (herfst-, winter- en zomerrijst), waarbij voor de winterrijst bevloeiing noodzakelijk is. De zomerrijst levert de hoogste opbrengsten (70 % van de totale produktie). De oogstverwachting blijft steeds onzeker door de onregelmatigheid in omvang, tijdstip en duur van de overstromingen. Tarwe is als voedselgewas van weinig betekenis.

Belangrijkste handelsgewas is jute (10 % van de landbouwoppervlakte) vooral in het centrum van het land. De produktie vóór 1971 bedroeg 7 tot 7,5 mln. balen, meer dan de helft van de wereldproduktie. De produktie in 1971/72 werd geschat op 4,5 mln. balen. Verdere handelsgewassen zijn: suikerriet (vooral in het westen), tabak (in het noordwesten), thee (in het noordoosten en het zuidoosten) en zijde (vooral in het noordwesten). Aan fruit kweekt men sinaasappels, bananen, ananas en mango’s.

Visserij. Langs de kust en op de vele binnenwateren wordt door ca. 40 000 vissers de visserij (vooral de binnenvisserij) beoefend. Vissershavens zijn: Dacca, Chittagong, Goalundo, Narayanganj, Chandpur, Sirajganj en Sylhet.

Mijnbouw. In het laagland wordt turf gewonnen. Steenkool is aanwezig op 900 tot 1100 m diep in de districten Rajshahi en Bogra, maar wordt nog niet gewonnen. Het zou 60 % van de behoefte kunnen dekken. Kalksteen wordt gewonnen bij Chattak in het noordoosten. IJzerertsvoorraden zijn aangetoond in het zuidoosten.

Aardgaswinning vindt plaats te Sylhet en Titas (voorraad van 63 mrd. m3) en ten zuiden van Chittagong. Van Titas naar Dacca ligt een aardgasleiding.

Energie. Elektrische energie wordt in hoofdzaak in thermo-centrales opgewekt. Bij Kaptai aan de Karnaphuli is een project ter opwekking van hydroelektriciteit met een capaciteit van 80 000 kW per jaar. Er bestaan plannen voor de bouw van een atoomcentrale.

Industrie. Het belangrijkste is de textielindustrie. De jute-industrie (ca. 40 fabrieken) is vooral gevestigd in Narayanganj, Chittagong en Khulna; de produktie bedraagt ca. 500 000 t (1973—74). Katoenindustrie te Narayanganj, Kushtia, Khulna en Chittagong (produktie in 1973—74: 41 000 t garens en 71 mln. m weefsel). Er is een zijdefabriek te Rajshahi. Er zijn 17 suikerfabrieken (vooral in het noorden en westen), produktie in 1973—74: 87 000 t. De tabaksindustrie levert 15,5 mln. sigaretten (1971).

Chittagong heeft een cementindustrie (75 000 t in 1967), ijzer- en staalindustrie (150 000 t staal per jaar), een kabelfabriek en een aardolieraffinaderij. In het noorden is een kunstmestfabriek (25 000 t ureum in 1971/72) en in Joydevpur een werktuigbouwindustrie. Te Khulna vervaardigt men papier uit hout uit de Sundarbans. De jute-, katoen- en suikerfabrieken zijn genationaliseerd.

Handel. Ingevoerd worden: voedsel (rijst), erts, metaal, chemische stoffen, aardolie en industriegoederen. Uitgevoerd worden ruwe en verwerkte jute (88 % van de totale waarde aan uitgevoerde goederen in 1973-74), ruwe en verwerkte katoen, thee en vis.

Verkeer. Het spoorwegnet heeft een lengte van ca. 3000 km en is vooral gericht op Calcutta. Het wegennet, ca. 5800 km, waarvan ca. 3500 km het hele jaar berijdbaar, valt uiteen in niet aaneengesloten stukken. De verbindingen worden nog meer bemoeilijkt omdat in 1971 287 spoorbruggen en 200 andere bruggen vernield werden. De binnenscheepvaart speelt nu de grootste rol. Ca. 5000 km waterweg is het hele jaar bevaarbaar, meer dan 8000 km in de moessonperiode.

Belangrijke binnenvaarthavens zijn Dacca, Narayanganj, Chandpur, Barisal en Khulna. Zeehaven is Chittagong (4,8 mln. t in 1970). Internationale luchthavens hebben Dacca en Chittagong. Hefschroefvliegtuigen onderhouden verbindingen vanuit Dacca met Chittagong, Khulna, Bogra en Sylhet.

Toerisme.

Veel toerisme is er nog niet. Goede hotels te Dacca (300 kamers) en Chittagong, verder ‘rest houses’ en weghotels. Bezienswaardigheden: het grootste boeddhistische klooster van Voor-Indië te Paharpur; de ruïnes van Mainamati ten zuidwesten van Comilla; het Mogholcomplex rondom Lal Bagh Tort in Dacca en de Shath Gumbad moskee uit 1459 (77 koepels) te Bagerhat.

LITT. A.R.Khan, The economy of Bangladesh (1972).

STAATSINRICHTING

Bestuur. Een grondwet werd op 16.12.1972 van kracht. Bangla Desj kent een parlementaire democratie met een president als staatshoofd. Het parlement telt 300 leden in één kamer die voor vijf jaar worden gekozen. De president wordt door het parlement gekozen. Burgers ouder dan 18 jaar hebben stemrecht.

Het land is verdeeld in vier zgn. divisies, die elk 4—5 districten omvatten. Bangla Desj is lid van het Britse Gemenebest.

Munt. Eenheid is de taka, verdeeld in 100 taisa. 1 taka = 0,1325 $ (VS).

Financiën. Tot en met 1974 werd voor 2 mrd. VSdollar aan hulp ontvangen, waarvan rond éénderde voedselhulp.

Onderwijs. Van de Bengali ouder dan 5 jaar kan 21,5 % lezen en schrijven. In 1967 telde men 27736 scholen voor basisonderwijs. Er zijn universiteiten te Dacca (1921), Rajshahi (1953) en Chittagong (1966). Er zijn drie medische hogescholen. Een technische hogeschool staat in Dacca, een landbouwhogeschool in Mymensingh (1966).

Defensie. De defensie is opgebouwd uit de vroegere East Pakistan Rifles (de geregelde provinciale militie), het vroegere East Bengal Regiment, de grenswachten en de ongeregelde eenheden van Mukthi Bahini, het Bengaalse Bevrijdingsleger. De regeringsmilitie telt nu ca. 60000 man, terwijl er enkele groepen vrijheidsstrijders zijn die hun wapens niet hebben ingeleverd. [drs.D.van der Zee] LITT. L.Baeck, Van Pakistan tot Bangla Desj (1972); R.Breton, La population du Bangla-Desh, Notes et Etudes documentaires no. 3911—3912 (1972); L.C.Chen (red.), Disaster in Bangladesh (1973); E.A.G.Robinson en K.Griffin, The economic development of Bangladesh (1974).

GESCHIEDENIS

In Oost-Pakistan streed de Awamiliga onder leiding van Mudjibur Rahman om autonomie, vanwege de achterstelling door Pakistan. In 1967 werd Rahman gearresteerd wegens separatistische samenzwering met India. Hoewel die beschuldiging niet kon worden waar gemaakt, duurde het tot 1969 alvorens hij weer op vrije voeten werd gesteld. In 1969 braken er zulke heftige onlusten uit, dat de Pakistaanse president Ayub Khan zich genoopt zag om af te treden. Zijn opvolger Yahya Khan stelde de staat van beleg in en beloofde verkiezingen voor een Grondwetgevende vergadering. In die tijd telde Pakistan 137 mln. inwoners, waarvan 55 % in Oost-Pakistan woonde.

Dit stelde Rahman in staat om krachtens de verkiezingen van dec. 1970 een absolute meerderheid in de Grondwetgevende vergadering (151 van de 300 zetels) te veroveren. De betrekkingen tussen Oost- en West-Pakistan waren ondertussen nog slechter geworden, omdat het oostelijk landsdeel was getroffen door een cycloon en overstromingen, waarbij honderdduizenden mensen omkwamen en waarbij de Bengali de indruk kregen, dat de Westpakistaanse autoriteiten hen in de steek lieten.

In maart 1971 trachtte de Awamiliga door een burgerlijke ongehoorzaamheidsactie onafhankelijkheid af te dwingen. Vervolgens sloegen de Westpakistaanse troepen toe. Het kwam tot grote wreedheden. Rahman was opnieuw gearresteerd. Zijn naar India uitgeweken geestverwanten stichtten daar een regering van Bangla Desj. Miljoenen Bengalezen weken uit naar India, dat evenals de USSR scherp protesteerde tegen het Westpakistaanse optreden.

In aug. 1971 sloot India een vriendschapsverdrag met de USSR, die thans de bewapening van de Indiase strijdkrachten op voortvarende wijze hielp verbeteren. In dec. 1971 drongen de Indiase strijdkrachten Oost-Pakistan binnen en dwongen de Westpakistaanse troepen tot capitulatie.

Toen de Veiligheidsraad van de VN inmiddels de Indiase aanval veroordeelde en een staakt-het-vuren wilde gelasten, sprak de USSR haar veto uit, zodat India de operaties in Oost-Pakistan kon voltooien. Daardoor werd Bangla Desj een feit. West-Pakistan liet Rahman vrij, waarna deze de leiding van de regering op zich nam. De economische toestand bleef zeer zorgelijk. De sanering van de economie wordt o.a. belemmerd door gebrek aan inheems kapitaal en door overvloed aan ambtelijke corruptie. Daardoor heeft de Awamiliga reeds heel wat regeringsslijtage opgelopen.

Bij de verkiezingen van maart 1973 veroverde de Awamiliga 291 van de 300 zetels in het parlement. Dit zeteltal geeft een misleidend beeld van de populariteit die deze partij nog genoot; slechts 55 % van de kiezers verscheen aan de stembus, daarvan stemden er 73 % op de Awamiliga, die in sommige kiesdistricten het rijk alleen had, omdat het optreden van oppositionele kandidaten daar onmogelijk werd gemaakt.

Bepaald zorgwekkend werd de toestand van de Bihari, een minderheid van ongeveer 1,5 mln. zielen, die in 1947 en 48 uit India naar Pakistan was gedeporteerd. De Bihari hadden met West-Pakistan ‘gecollaboreerd’ en werden van allerlei wreedheden beticht. Dientengevolge werden zij als een soort paria’s afgezonderd en met genocide bedreigd. In 1974 werd een deel van hen naar WestPakistan overgebracht. Bovendien liet Bangla Desj nu alle Westpakistaanse krijgsgevangenen vrij. Het akkoord tussen West-Pakistan en Bangla Desj dat thans tot stand kwam, maakte de weg vrij voor de toelating van Bangla Desj tot de VN; voorheen was die toelating afgestuit op een veto van China, dat zich gedurende het conflict rond Bangla Desj solidair betoonde met West-Pakistan.

In 1974 is Bangla Desj opnieuw getroffen door overstromingen, die miljoenen mensen dakloos maakten, waardoor de economische toestand verder verslechterde. Rahmans autocratisch bewind, gesteund door een uitgebreide legermacht, werd in de eerste maanden van 1975 nog verhard in de zgn.

Tweede Revolutie, waarbij de noodtoestand werd afgekondigd en economische hervormingen werden voorbereid. Aan zijn bewind kwam op 15.8.1975 een eind door een plotselinge en snelle coup door Khondakar Mostaque Ahmed, waarbij Rahman het leven verloor. Aan de samenstelling van regering en legerleiding veranderde weinig. Duidelijk is wel dat de nieuwe regering een sterker islamitisch stempel heeft gekregen. Zie afb. [dr.A.Stam]

LITT. J.E.Owen, The emergence of Bangla Desh (Current History vol. 63, 1972); L.F.Rushbrook Williams, The East Pakistan tragedy (1972); L.A. Gordon, Bengal. The nationalist movement 1876— 1940 (1974).

< >