Frans schrijver, *20.5.1799 Tours, ♱18.8.1850 Parijs. Balzac was van eenvoudige afkomst (het adellijke ‘de’ voegde hij zelf aan zijn naam toe).
In 1814 kwam hij met zijn ouders naar Parijs, waar hij tot op 30-jarige leeftijd een avontuurlijk leven leidde en voor advocaat en notaris studeerde. Zijn vader voorzag hem twee jaar in zijn bestaan, daarna was Balzac genoodzaakt op een zolderkamertje te wonen.Hier schreef hij tussen 1822-28 een groot aantal griezelboeken onder diverse pseudoniemen. Hardnekkig zette hij de strijd voort, vanaf 1822 bijgestaan door Mme de Berny, een 22 jaar oudere vrouw, die hem beminde en voorthielp. Door allerlei speculaties trachtte hij zich een onafhankelijk bestaan te verschaffen; hij werd uitgever, boekdrukker, lettergieter. Maar al deze ondernemingen liepen uit op evenveel mislukkingen.
Met Les chouans begon hij in 1829 een lange reeks van romans, waaraan hij in 1842 de algemene naam La comédie humaine gegeven heeft. Zij omvat:
1. beelden uit het particuliere leven: La femme de trente ans (1831—34), Le colonel Chabert (1832), Le père Goriot (1834—35);
2. uit het leven in de provincie: Eugénie Grandet (1833), Illusions perdues (1837— 39);
3. uit het Parijse leven: La duchesse de Langeais (1833—34), César Birotteau (1837), La maison Nucingen (1838), Splendeurs et misères des courtisanes (1839—47), Un homme d’affaires (1845), La cousine Bette (1846);
4. uit het politieke leven: Une ténébreuse affaire (1841), Le député d’Arcis (1847);
5. uit het militaire leven: Les chouans (1829);
6. uit het buitenleven: Le médecin de campagne (1833), Le lys dans lavallée (1835), Le curé de village (1838— 39), Les paysans (1844).
Balzac schreef ook filosofische studies: La peau de chagrin (1831), La recherche de l’absolu (1834), en analytische studies: Physiologie du mariage (1829), Lettres a l’étrangère (4 dln. 1899—1950). Dit laatste werk bevat zijn briefwisseling met Éveline Hanska, een Poolse gravin, die na allerlei moeilijkheden in 1850 zijn vrouw werd. Overmatige arbeid sloopte Balzacs gezondheid. Daarenboven ging hij tot de laatste dag van zijn leven gebukt onder geldzorgen.
Balzac is, met Flaubert, de meester van de sociaalrealistische roman. Hij plaatst zich op het standpunt van de natuuronderzoekers. Hij bestudeert de mens, zoals de bioloog dieren en planten onderzoekt. Hij beschrijft, ontleedt en classificeert, maar zijn geweldige verbeelding maakt, dat hij zijn figuren geheel naar zijn wezen herschept. Balzac schildert mensen uit alle lagen der maatschappij: adel, kleine en gegoede burgerij, boeren, geestelijken, soldaten, avonturiers, courtisanes, misdadigers. Evenals de schrijvers Molière en La Bruyère schildert hij met een indrukwekkende waarheid typen als de vrek Grandet, de verblinde vader Goriot, en anderen, allen slachtoffers van een hartstocht, een manie, een ondeugd, even onafwendbaar als het noodlot. Uitgaven: Oeuvres complètes (40 dln. 1912-40; 11 dln. 1951-59; 7 dln. 1966-67); La comédie humaine (10 dln. 1946—55).
LITT. J.Pommier en P.G.Castex, L’année balzacienne (sinds 1960 jaarlijks); A.Wurmser, La comédie inhumaine (1964); A.Maurois, Prométhée ou la vie de Balzac (1965); C.Lecous, Les personnages de Balzac (1967); A.Béguin, Balzac lu et relu (1965).