Iraans volk dat tot de 6e eeuw n.C. aan de zuidrand van de Kaspische Zee woonde en toen naar het huidige woongebied Baloetsjistan, d.i. het grensgebied van Iran met het zuidwesten van Pakistan, migreerde. De Baloetsjis werden geleidelijk geïslamiseerd, hetgeen vooral een gevolg was van de Arabische expansie in Zuidoost-Iran (7e en 8e eeuw).
De Baloetsjis kregen veel te lijden onder invallen van nomadenvolken. In de 13e eeuw vormde de invasie van Mongolen een ware catastrofe.De oaselandbouw ging toen ten gronde, zodat de Baloetsjis op een nomadische leefwijze werden teruggeworpen. Zij handhaafden hun clans en hielden ook in andere opzichten aan hun oude overleveringen vast. Gedurende de 16e en 17e eeuw waren de Baloetsjis gesplitst in kleine staten die onderworpen werden door resp. het rijk van de grootmogol (zie India) en door Iran. De oostelijke Baloetsjis werden in de 19e eeuw bij Brits-Indië ingelijfd, waar zij een opstandig element vormden. Sinds 1970 voeren twee stammen, de Marri en de Mengal, een guerrilla tegen het Pakistaanse leger met als doel zelfbestuur.
Deze ambitie wordt ook van Iraanse zijde tegengewerkt. Teheran vreest dat een autonoom Baloetsjistan tot separatisme onder de Iraanse Baloetsjis zal leiden. In 1951 bedroeg het aantal Baloetsjis in Pakistan ca. 300000 en in Iran ongeveer evenveel. LITT. Y.V.Gankovsky, The peoples of Pakistan (1971).