Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Baksteenarchitectuur

betekenis & definitie

v., bouwkunst waarin baksteen als hoofdmateriaal de constructie en het uiterlijk bepaalt.

Ca.3500 v.C. werd baksteen reeds toegepast door de Soemeriërs, vaak verglaasd zoals ook de Babyloniërs, Assyriërs en Perzen deden. Bij de Egyptenaren, Grieken en Etruriërs werd baksteen alleen als siermateriaal gebruikt. Bij de Romeinen werden baksteenconstructies dikwijls bekleed met marmerplaten of stucwerk. In de vroegchristelijke en Byzantijnse tijd beleefde de baksteenarchitectuur een grote bloei. Men bracht toen ook motieven in de muurvlakken aan door bakstenen op verschillende manieren te plaatsen.

In de gotiek ging de voorkeur uit naar natuursteen, maar bij gebrek daaraan gebruikte men baksteen. De Hollandse renaissance, met haar kleurige afwisseling van baksteen en natuursteen (speklagen), vond in de 16e en 17e eeuw veel navolging in Noord- en West-Europa. In de 19e eeuw kreeg de baksteen in Nederland weer de volle aandacht van o.a. P.J.H.Cuypers, Berlage en de architecten van de Amsterdamse School. Het gebruik van baksteen als bekleding van een skelet van gewapend beton is niet constructief en wordt niet als baksteenarchitectuur beschouwd.

LITT. F.Wachstmuth, Der Backsteinbau (1925); J.J. Vriend, Nederland bouwt in natuur- en baksteen (1951).

< >