[de Eng. ontwerper Donald Coleman Bailey], v./m. (-gen), hulp- of noodbrug in vakwerkbouw van gemakkelijk transporteerbare en monteerbare standaardonderdelen.
De baileybrug werd in 1940 ontworpen als militaire hulpbrug waarbij de rijweg gedragen wordt door twee vakwerkhoofdliggers. Deze hoofdliggers zijn samengesteld uit een aantal identieke, rechthoekige panelen die door middel van oog- en penverbindingen met elkaar zijn verbonden, aldus een stijve brugverbinding vormend van oever tot oever. Tussen de hoofdliggers worden bodempanelen gemonteerd waarop een (houten) rijvloer kan worden bevestigd. Latere ontwikkelingen gaven de mogelijkheid om een meer permanent wegdek (zoals asfalt) erop aan te brengen. Door een standaardunit-constructiesysteem is het mogelijk met de baileyconstructie niet alleen bruggen, maar ook havenhoofden, pieren, pijlers, railconstructies voor havenkranen, enz., samen te stellen. Een paneel is ruim 3 m lang, weegt maximaal 260 kg en kan gemakkelijk vervoerd en door zes man gehanteerd worden.
Door de panelen op elkaar te monteren (maximaal drie) en naast elkaar (maximaal drie) kan de sterkte van de hoofdliggers worden opgevoerd. De spanwijdte van de baileybrug is zodoende variabel van 9-66 m, het draagvermogen van ca. 100 kN-1000 kN (10 tf-100 tf).