o., oorspronkelijk algemene benaming voor drijvend materieel voor grondverzet in ‘de natte’, d.w.z. schepen die klei, gesteenten e.d, van de bodem opscheppen, boven water brengen en af voeren.
In het algemeen wordt onder baggeren verstaan het in water uitdiepen van de bodem (en het bezinksel dat zich daarop bevindt) en het transport van het afgegraven en verzande materiaal naar de oppervlakte. In de 19e eeuw werd baggermaterieel alleen gebruikt voor het uitdiepen van havens, maar daarna ging men voor het af graven van droge grondlagen (b.v. bruinkoolwinning) over tot het zgn. droogbaggeren . Droogbaggermachines behoren tot de grondverzetmachines (zoals kraan, grijper).
De emmerbaggermolen kan gebruikt worden bij droog- en natbaggeren. Natbaggeren kan in ondiepe wateren worden uitgevoerd met een baggerbeugel, een stalen beugel met een zak aan een lange stok (soort schepnet) of met drijvend baggermaterieel, waarbij de baggerwerking geschiedt door pompinstallaties aan boord, die door een grote onderdruk een sterke zuigwerking bewerkstelligen (hopperzuigers). Een voordeel bij ondiep water is dat de zuigleiding een grote lengte kan hebben, zodat b.v. zand met een middelmatige en grove korrel of grind, op die plaatsen gebaggerd kunnen worden, waar bevaarbaarheid uitgesloten is. De zuigleiding is dan drijvend op het water gemonteerd. Aangezien de hardheid van de bodem een belemmering kan zijn voor effectief baggeren, is men ertoe overgegaan de te baggeren grondsoort van te voren los te snijden of te breken door middel van een mechanische snijinrichting, waarna de losgesneden stukken of klompen kunnen worden af gezogen. De baggermolen (cutterzuiger) is dan aan de voorzijde voorzien van een of meer drijvende snijkopgeleiders, waarop aan het eind de eigenlijke snijkop is bevestigd, die doorgaans de vorm van een korf heeft, van gietstaal vervaardigd, en van schoepvormige armen of ribben voorzien.
Een andere vorm van bodemafgraving is die met behulp van een mechanische baggerinstallatie voorzien van een schoepenrad, dat reeds door Leonardo da Vinci werd voorgesteld. In tegenstelling tot de snijkop graaft het schoepenrad van onder naar boven, zodat de geleider neergedrukt wordt en niet, zoals bij de snijkop, een opwaartse druk ondergaat. Ook is men reeds jaren geleden met proefnemingen bezig geweest om, met gebruikmaking van water, onder druk grond los te maken waarbij dan de losgewerkte korrels door de waterstroom worden af gevoerd. Onder water verliest echter een hogedruk-waterstraal zeer snel zijn energie, zodat dit principe weinig toepassing gevonden heeft. Veelal wordt de bagger gepompt in baggerschuiten, die zich langszij de baggermachine bevinden, doch ook is de baggermolen als zgn. onderlosser gebouwd.
Voor het graven van smalle kanalen en sloten, het schoonmaken van vijvers, meren en havens, het aanleggen van irrigatiekanalen, het uitvoeren van baggerwerk en het graven van sleuven voor pijpleidingen in moerasgebieden, zijn vooral in de laatste jaren specifieke mechanische en hydraulische baggermachines ontwikkeld die door hun amfibisch karakter voor dit werk zeer geschikt zijn. Een type ‘Amphidredge’ is een mechanische kraan op pontons, te gebruiken in waterdiepten van 0,5 m tot 10 m. De kraan is zelfrijdend en kan ook op de wal worden gebruikt. Een ander type bestaat uit hoofdpontons en zijpontons en drie of vier hydraulische poten die dienen voor de voortbeweging in het baggergebied. Hierdoor is het mogelijk om met eigen middelen vanuit het water op de wal te stappen. Zowel de voorals achterpoten kunnen horizontaal en verticaal bewegen waardoor dit baggervoertuig zeer geschikt is voor het werken in moerasgebieden.
Gewicht 4500 kg tot 10000 kg en een vermogen van 16—44 kW (22 Baggermaterieel 60 pk). Lengte 9 m tot 12,7 m.